olandese » tedesco

boos·doen·ster SOST f

boosdoenster forma femminile di boosdoener

Vedi anche: boosdoener

boos·doe·ner <boosdoener|s> [bozdunər] SOST m

1. boosdoener (iem die kwaad doet):

2. boosdoener scherz (dader):

groot·doe·ne·rij [ɣrodunərɛi] SOST f geen pl

groot·moe·der <grootmoeder|s> [ɣrotmudər] SOST f

wel·doen·ster SOST f

weldoenster forma femminile di weldoener

Vedi anche: weldoener

wel·doe·ner <weldoener|s> [wɛldunər] SOST m

groot·bren·gen <bracht groot, h. grootgebracht> [ɣrodbrɛŋə(n)] VB vb trans

won·der·doen·ster SOST f

wonderdoenster forma femminile di wonderdoener

Vedi anche: wonderdoener

won·der·doe·ner <wonderdoener|s> [wɔndərdunər] SOST m

groot·grond·be·zit·ter <grootgrondbezitter|s> [ɣrotxrɔndbəzɪtər] SOST m

groot·hoek·lens <groothoek|lenzen> [ɣrothuklɛns] SOST f

groot·va·der <grootvader|s> [ɣrotfadər] SOST m

groot·han·del <groothandel|s> [ɣrothɑndəl] SOST m

2. groothandel (handelsvorm):

Engroshandel m term tecn

groot·her·tog <groothertog|en> [ɣrothɛrtɔx] SOST m

groot·hou·den <hield zich groot, h. zich grootgehouden> [ɣrothɑudə(n)] VB wk ww zich groothouden

1. groothouden (zich flink gedragen):

2. groothouden (doen alsof men zich iets niet aantrekt):

groot·moe·dig <grootmoedige, grootmoediger, grootmoedigst> [ɣrotmudəx] AGG

groot·ou·ders [ɣrotɑudərs] SOST pl


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski