olandese » tedesco

log·heid <log|heden> [lɔxhɛɪt] SOST f

wit·heid [wɪthɛɪt] SOST f geen pl

ge·heid1 [ɣəhɛit] AGG (onmiskenbaar)

dom·heid <dom|heden> [dɔmhɛit] SOST f

fel·heid [fɛlhɛɪt] SOST f geen pl

2. felheid (vurigheid):

gek·heid <gek|heden> [ɣɛkhɛit] SOST f

1. gekheid (onverstand):

3. gekheid (dwaasheid):

Blödsinn m colloq

4. gekheid (bespottelijk iets):

Unsinn m
Flause f meist pl

hol·heid [hɔlhɛit] SOST f geen pl

ijl·heid <ijl|heden> [ɛɪlhɛɪt] SOST f

lui·heid [lœyhɛit] SOST f geen pl

mat·heid [mɑthɛit] SOST f geen pl

1. matheid (apathie):

Flaute f

2. matheid (matte kleur):

3. matheid (saaiheid, vlakheid):

moe·heid [muhɛit] SOST f geen pl

nat·heid [nɑthɛɪt] SOST f geen pl

net·heid <net|heden> [nɛthɛɪt] SOST f

2. netheid (fatsoen):

oud·heid <oud|heden> [ɑuthɛit] SOST f

1. oudheid (het oud-zijn):

Alter nt

ruw·heid <ruw|heden> [rywhɛɪt] SOST f

1. ruwheid (oneffenheid):

2. ruwheid (ongevoeligheid):

3. ruwheid (onbeschaafdheid):

4. ruwheid (hardhandigheid):

vol·heid <vol|heden> [vɔlhɛɪt] SOST f (het vol zijn)

bot·heid <bot|heden> [bɔthɛɪt] SOST f

1. botheid (het stomp zijn):

3. botheid (domheid):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski