Traduzioni di „spinster“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

spin·na·ker <spinnaker|s> [spɪnakər] SOST m scheepv.

spinnaker

Spinnaker m

train·ster <trainster|s> [trenstər] SOST f

trainster forma femminile di trainer

Vedi anche: trainer

trai·ner [trenər]

trainer [[o. trɛːnər]] trainer|s SOST m:

trainer

Trainer m

kost·win·ster SOST f

kostwinster forma femminile di kostwinner

Vedi anche: kostwinner

kost·win·ner <kostwinner|s> [kɔstwɪnər] SOST m

kostwinner

Hauptverdiener m

kostwinner

Ernährer m

kostwinner jur.

Unterhaltspflichtige(r) m

dien·ster <dienster|s> [dinstər] SOST f

dienster

Serviererin f

dienster

Kellnerin f

leen·ster SOST f

leenster → lener

Vedi anche: lener

le·ner <lener|s> [lenər] SOST m

1. lener (leengever):

lener

Verleiher m

2. lener (leenontvanger):

lener

Entleiher m

spin·doc·tor <spindoctor|s> [spɪndɔktər] SOST m

spindoctor

Spindoktor m

spindoctor

Berater m

spin·ne·rij <spinnerij|en> [spɪnərɛi] SOST f

1. spinnerij (handeling):

spinnerij

Spinnen nt

2. spinnerij (fabriek):

spinnerij

Spinnerei f

klap·ven·ster SOST nt

klapvenster → klapraam

Vedi anche: klapraam

klap·raam <klap|ramen> [klɑpram] SOST nt

klapraam

Klappfenster nt

roos·ven·ster <roosvenster|s> [rosfɛnstər] SOST nt

roosvenster

Fensterrose f

roosvenster

Rosette f

schuif·ven·ster SOST nt

schuifvenster → schuifraam

Vedi anche: schuifraam

schuif·raam <schuif|ramen> [sxœyfram] SOST nt

schuifraam

Schiebefenster nt

spi·na·zie [spinazi] SOST f geen pl

spinazie

Spinat m

spin·nen·web <spinnenweb|ben> [spɪnə(n)wɛp] SOST nt

spinnenweb

Spinnennetz nt

spinnenweb

Spinnengewebe nt form

een spinnenweb van straatjes en gangen fig

ein Labyrinth [o. Gewirr] von Gassen und Gängen

spin·ne·wiel <spinnewiel|en> [spɪnəwil] SOST nt

spinnewiel

Spinnrad nt

spij·be·laar·ster SOST f

spijbelaarster forma femminile di spijbelaar

Vedi anche: spijbelaar

spij·be·laar <spijbelaar|s> [spɛibəlar] SOST f

spijbelaar

Schwänzer m

spijbelaar

Schulschwänzer m

in·woon·ster <inwoonster|s> [ɪnwonstər] SOST f

inwoonster forma femminile di inwoner

Vedi anche: inwoner

in·wo·ner <inwoner|s> [ɪnwonər] SOST m

inwoner

Einwohner m

zee·mon·ster <zeemonster|s> [zemɔnstər] SOST nt

zeemonster

Meerungeheuer nt

be·woon·ster <bewoonster|s> [bəwonstər] SOST f

bewoonster forma femminile di bewoner

Vedi anche: bewoner

be·wo·ner <bewoner|s> [bəwonər] SOST m

bewoner

Bewohner m

alle bewoners

die Bewohnerschaft

boos·doen·ster SOST f

boosdoenster forma femminile di boosdoener

Vedi anche: boosdoener

boos·doe·ner <boosdoener|s> [bozdunər] SOST m

1. boosdoener (iem die kwaad doet):

boosdoener

Übeltäter m

2. boosdoener scherz (dader):

boosdoener

Bösewicht m

boosdoener

Spitzbube m