olandese » tedesco

goed·dun·ken1 [ɣudʏŋkə(n)] SOST nt geen pl

1. goeddunken (welbehagen, believen):

goeddunken
goeddunken
goeddunken
naar (eigen) goeddunken handelen

2. goeddunken (toestemming):

goeddunken

goed·dun·ken2 <dacht goed/docht goed, h. goedgedacht/goedgedocht> [ɣudʏŋkə(n)] VB vb intr

1. goeddunken (nodig, nuttig voorkomen):

goeddunken
gut dünken form +acc

2. goeddunken (behagen, aanstaan):

goeddunken

Esempi per goeddunken

naar (eigen) goeddunken handelen
naar eigen goeddunken

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski