Traduzioni di „haperen“ nel dizionario olandese » tedesco

ha·pe·ren <haperde, h. gehaperd> [hapərə(n)] VB vb intr

1. haperen:

haperen (blijven steken: persoon)

stocken

haperen (blijven steken: motor)

stottern

haperen (blijven steken: sterker)

bocken

hij zei dat vers zonder haperen op

er trug das Gedicht ohne zu stocken vor

2. haperen (mankeren):

haperen

hapern

er hapert niets aan

es stimmt genau

Esempi per haperen

hij zei dat vers zonder haperen op

er trug das Gedicht ohne zu stocken vor