olandese » tedesco

los·bre·ken1 <brak los, h. losgebroken> [lɔzbrekə(n)] VB vb trans (brekend losmaken, afscheiden)

losbreken
losbreken

los·bre·ken2 <brak los, i. losgebroken> [lɔzbrekə(n)] VB vb intr

1. losbreken (los worden):

losbreken
losbreken

2. losbreken (zich uit gevangenschap bevrijden):

losbreken

3. losbreken (met geweld in beweging komen):

losbreken
losbreken

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski