vertre̱i̱ben* VB vb trans irr
1. vertreiben (verjagen):
2. vertreiben fig (schwinden lassen):
3. vertreiben (feilbieten, verkaufen):
-
rozprowadzać [forma perf rozprowadzić]
4. vertreiben (verkürzen):
-
uprzyjemniać [forma perf uprzyjemnić]