Traduzioni di „Vokabeln“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

ka·bel <kabel|s> [kabəl] SOST m

1. kabel (dik touw):

kabel

Kabel nt

kabel

Kabeltau nt

de kabel vieren/kappen

die Leinen fieren/kappen

2. kabel (staaldraad):

kabel

Kabel nt

kabel

Stahltrosse f

kabel

Drahtseil nt

3. kabel (geleidingsdraad):

kabel

Kabel nt

eenaderige/meeraderige kabel

einadrige(s)/mehradrige(s) Kabel nt

een kabel leggen

ein Kabel verlegen

4. kabel (kabeltelevisie):

kabel

Kabelfernsehen nt

no·ta·be·le <notabele|n> [notabələ] SOST m

notabele

angesehene Person f

notabele (mv. vooral)

Honoratioren pl

ka·bel·net <kabelnet|ten> [kabəlnɛt] SOST nt

1. kabelnet (kabeltelevisienet):

kabelnet

Kabelfernsehnetz nt

2. kabelnet (stelsel van kabels):

kabelnet

Kabelnetz nt

sol·va·bel [sɔlvabəl] AGG

solvabel

solvent

solvabel

zahlungsfähig

va·ri·a·bel [varijabəl] AGG

variabel

variabel

variabele werktijden

gleitende Arbeitszeit f