Traduzioni di „praatjesmaakster“ nel dizionario olandese » tedesco

praat·jes·ma·ker <praatjesmaker|s> [pracəsmakər] SOST m

1. praatjesmaker (opschepper):

praatjesmaker

Großmaul nt

2. praatjesmaker (kletsmeier):

praatjesmaker

Schwätzer m

3. praatjesmaker (roddelaar):

praatjesmaker

Klatschmaul nt

pret·maak·ster SOST f

pretmaakster forma femminile di pretmaker

Vedi anche: pretmaker

pret·ma·ker <pretmaker|s> [prɛtmakər] SOST m

pretmaker

Spaßvogel m

druk·te·maak·ster SOST f

druktemaakster forma femminile di druktemaker

Vedi anche: druktemaker

druk·te·ma·ker <druktemaker|s> [drʏktəmakər] SOST m

druktemaker (gewichtig doend)

Wichtigtuer m

druktemaker (gewichtig doend)

Dicktuer m

druktemaker (opschepper)

Aufschneider m

grap·pen·maak·ster SOST f

grappenmaakster forma femminile di grappenmaker

Vedi anche: grappenmaker

grap·pen·ma·ker <grappenmaker|s> [ɣrɑpə(n)makər] SOST m

grappenmaker

Witzbold m colloq

grappenmaker

Spaßvogel m colloq

ru·zie·maak·ster SOST f

ruziemaakster forma femminile di ruziemaker

Vedi anche: ruziemaker

ru·zie·ma·ker <ruziemaker|s> [ryzimakər] SOST m

ruziemaker

Zänker m

ruziemaker

Streithammel m colloq

fiet·sen·maak·ster SOST f

fietsenmaakster forma femminile di fietsenmaker

Vedi anche: fietsenmaker

fiet·sen·ma·ker <fietsenmaker|s> [fitsə(n)makər] SOST m

fietsenmaker (fietsenreparateur)

Fahrradmechaniker m

fietsenmaker (fietsenreparateur)

Fahrradschlosser m

fietsenmaker (handelaar)

Fahrradhändler m

gang·maak·ster SOST f

gangmaakster forma femminile di gangmaker

Vedi anche: gangmaker

gang·ma·ker <gangmaker|s> [ɣɑŋmakər] SOST m

1. gangmaker colloq (iem die de aanzet geeft tot feestvreugde):

gangmaker

Stimmungskanone f scherz

2. gangmaker med.:

gangmaker

Herzschrittmacher m

3. gangmaker:

gangmaker (wielersport)

Schrittmacher m

gangmaker (paardensport)

Pacemacher m

4. gangmaker (propagandist):

gangmaker

Schrittmacher m

gangmaker pol.

Propagandist m

maak·ster SOST f

maakster forma femminile di maker

Vedi anche: maker

ma·ker <maker|s> [makər] SOST m

1. maker:

maker (vervaardiger)

Hersteller m

maker (vormgever)

Gestalter m

maker (bouwsel)

Erbauer m

2. maker rel.:

maker

Schöpfer m

schoon·maak·ster <schoonmaakster|s> [sxomakstər] SOST f

schoonmaakster

Putzfrau f

schoonmaakster

Rein(e)machefrau f

staak·ster <staakster|s> SOST f

staakster forma femminile di staker

Vedi anche: staker

sta·ker <staker|s> [stakər] SOST m en f

staker

Streikende(r) f(m)

de postende staker

der Streikposten

nacht·waak·ster SOST f

nachtwaakster forma femminile di nachtwaker

Vedi anche: nachtwaker

nacht·wa·ker <nachtwaker|s> [nɑxtwakər] SOST m

nachtwaker

Nachtwächter m