olandese » tedesco

re·ge·nen1 <regende, h. geregend> [reɣənə(n)] VB vb intr

1. regenen (regen doen neervallen):

regenen

2. regenen (sproeien):

regenen
regenen

Esempi per regenen

het gaat regenen (beginnen)

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski