olandese » tedesco

ge·ze·gend <gezegende, gezegender, gezegendst> [ɣəzeɣənt] AGG

2. gezegend (zegenrijk):

vast·leg·gen <legde vast, h. vastgelegd> [vɑstlɛɣə(n)] VB vb trans

fes·ton·ne·ren <festonneerde, h. gefestonneerd> [fɛstɔnerə(n)] VB vb trans

op·vlie·gend <opvliegende, opvliegender, opvliegendst> [ɔpfliɣənt] AGG

over·we·gend2 [ovərweɣənt] AVV (hoofdzakelijk)

aan·voe·gend [anvuɣənt] AGG

zelf·be·we·gend [zɛləvbəweɣənt] AGG

mee·do·gend AGG

meedogend → medelijdend

Vedi anche: medelijdend

me·de·lij·dend [medəlɛidənt] AGG

na·vol·gend [navɔlɣənt] AGG

ver·mo·gend <vermogende, vermogender, vermogendst> [vərmoɣənt] AGG

1. vermogend (rijk):

2. vermogend (invloedrijk):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski