Traduzioni di „inliggend“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

aan·lig·gend [anlɪɣənt] AGG

aanliggend

anliegend

om·lig·gend [ɔmlɪɣənt] AGG

omliggend

umliegend

omliggend

benachbart

omliggend

Nachbar-

de omliggende dorpen

die umliegenden Dörfer

de omliggende dorpen

die Nachbardörfer

in·leg·gen <legde in, h. ingelegd> [ɪnlɛɣə(n)] VB vb trans

1. inleggen:

inleggen (geld inbrengen)

einlegen

inleggen (geld inbrengen)

einzahlen

inleggen (bij een onderneming)

einschießen

inleggen SPORT

einsetzen

spaargelden inleggen

Spargelder einzahlen

2. inleggen:

inleggen (kledingstuk: nauwer maken)

einnähen

inleggen (kledingstuk: korter maken)

einschlagen

een zoom inleggen

einen Saum einschlagen

3. inleggen (in, binnen, tussen iets leggen):

inleggen

(hinein)legen in +acc

een nieuwe film inleggen

einen neuen Film einlegen

4. inleggen (conserveren):

inleggen

einlegen

5. inleggen (anders gekleurde stukjes inzetten):

inleggen

einlegen

in·log·gen <logde in, h. ingelogd> [ɪnlɔɣə(n)] VB vb intr

inloggen

sich anmelden

diep·lig·gend [diplɪɣənt] AGG

diepliggend

tief liegend

diepliggende ogen

tief liegende Augen

in·lij·ven <lijfde in, h. ingelijfd> [ɪnlɛivə(n)] VB vb trans

1. inlijven (personen):

inlijven

einreihen

inlijven

eingliedern

een soldaat bij het leger inlijven

einen Soldaten in das Heer eingliedern

2. inlijven (grondgebied):

inlijven

einverleiben

inlijven

annektieren

de staat lijfde het gebied in

der Staat annektierte das Gebiet

3. inlijven (zaken):

inlijven

eingliedern

inlijven

einfügen

een zaak in een groter geheel inlijven

etw in ein größeres Ganzes eingliedern

open·lig·gen <lag open, h. opengelegen> [opə(n)lɪɣə(n)] VB vb intr

1. openliggen (geopend liggen):

openliggen

geöffnet [o. offen] daliegen

2. openliggen (onbeschut liggen):

openliggen

ungeschützt liegen

openliggen

bloßliegen

3. openliggen (zichtbaar zijn):

openliggen

bloßliegen

openliggen

offen daliegen

stil·lig·gen <lag stil, h. stilgelegen> [stɪlɪɣə(n)] VB vb intr

1. stilliggen (rustig liggen):

stilliggen

still liegen

2. stilliggen (blijven liggen, uit de vaart zijn):

stilliggen

≈ nicht in Betrieb sein

de tankers liggen daar twee dagen stil

die Tanker bleiben dort zwei Tage lang liegen

3. stilliggen (niet functioneren):

stilliggen

stillliegen

stilliggen

ruhen

braak·lig·gend [braklɪɣənt] AGG attr

braakliggend

brachliegend