Traduzioni di „Sponsorin“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

spon·so·ring [spɔnsɔrɪŋ] SOST f geen pl

sponsoring

Sponsorschaft f

spon·so·ren <sponsorde, h. gesponsord> [spɔnsɔrə(n)] VB vb trans

sponsoren

sponsern

spon·sor <sponsor|s> [spɔnsɔr] SOST m

sponsor

Sponsor m

sponsor

Geldgeber m

spon·ning <sponning|en> [spɔnɪŋ] SOST f

sponning

Falz m

sponning

Nut f

spon·taan <spontane, spontaner, spontaanst> [spɔntan] AGG

spontaan

spontan

spons <spons|en, sponzen> [spɔns] SOST f

spons

Schwamm m

spons erover fig

Schwamm drüber

spon·nen VB

sponnen 3. pers pl imperf van spinnen¹, spinnen²

Vedi anche: spinnen , spinnen

spin·nen² <spon/spinde, h. gesponnen/gespind> [spɪnə(n)] VB vb intr (katten)

spinnen

schnurren

spin·nen¹ <spon, h. gesponnen> [spɪnə(n)] VB vb trans (een web, draad vormen)

spinnen

spinnen

wol spinnen

Wolle spinnen

voor·in [vorɪn] AVV

voorin

vorn(e)

voorin AUTO

auf dem Vordersitz

spoor¹ <sporen> [spor] SOST nt

1. spoor (afdruk in de grond):

spoor

Spur f

spoor jacht

Fährte f

het spoor bijster zijn jacht

von der Fährte [o. Spur] abgekommen sein

het spoor bijster zijn (van de goede weg af zijn)

vom richtigen Wege abgekommen sein

het spoor bijster zijn (niet meer weten hoe te handelen)

weder aus noch ein wissen

op het goede spoor zijn

auf der richtigen Spur sein

sporen in het wegdek

Spurrillen pl

iem op het spoor komen ook fig

jdm auf die Spur kommen

iets/iem op het spoor zijn

etw/jdm auf der Spur sein

iems spoor volgen [o. drukken ] fig

in jds Spuren acc treten

iems spoor volgen [o. drukken ] fig

auf jds Spuren dat wandeln form

2. spoor (geluidsspoor):

spoor

Spur f

3. spoor (blijk van vroegere aanwezigheid):

spoor

Spur f

sporen opnemen [o. vaststellen ]

Spuren sichern

4. spoor:

spoor (kleine hoeveelheid)

Spur f

spoor (zweempje)

Hauch m

niet het geringste spoortje van …

nicht die geringste Spur von …

niet het geringste spoortje van …

nicht der geringste Hauch von …

5. spoor (gebaande weg):

spoor

Spur f

buiten het spoor treden fig

aus dem Gleis geraten [o. kommen]

op een dood spoor zitten fig

in eine Sackgasse geraten sein

weer in het goede spoor brengen

wieder auf die richtige Bahn bringen

iem op het goede spoor helpen [o. zetten] fig colloq

jdm auf die Sprünge helfen

van [o. uit ] het spoor raken fig

aus dem Gleis geraten

van [o. uit ] het spoor raken fig

aus der Bahn gebracht werden

iem van het spoor brengen fig

jdn aus der Bahn werfen

6. spoor:

spoor (spoorrails)

Gleis nt

spoor (van trein)

Eisenbahngleis nt

een dood spoor

ein totes Gleis

het dood spoor fig

die Sackgasse

de trein komt op spoor 3 binnen

der Zug fährt ein auf Gleis 3

het spoor oversteken

die Bahngleise überqueren

7. spoor spoorw.:

spoor

Bahn f

spoor

Eisenbahn f

aan [o. bij ] het spoor zijn

bei der Bahn beschäftigt sein

8. spoor (trein):

spoor

Zug m

spoor

Bahn f

spoor

Eisenbahn f

iets per spoor verzenden

etw mit der Bahn versenden

spo·ren <spoorde, h. gespoord> [sporə(n)] VB vb intr

1. sporen (in eenzelfde spoor lopen):

sporen

spuren

2. sporen (per spoor reizen):

sporen

mit der Bahn fahren [o. reisen]

naar Amsterdam sporen

mit der Bahn nach Amsterdam fahren