olandese » tedesco

ver·ma·ke·lijk·heid <vermakelijk|heden> [vərmakələkhɛɪt] SOST f

1. vermakelijkheid (hoedanigheid):

2. vermakelijkheid (wat vermaakt):

mo·ge·lijk·heid <mogelijk|heden> [moɣələkhɛit] SOST f

on·mo·ge·lijk·heid <onmogelijk|heden> [ɔmoɣələkhɛit] SOST f

ver·gan·ke·lijk·heid [vərɣɑŋkələkhɛɪt] SOST f geen pl

ver·ant·woor·de·lijk·heid <verantwoordelijk|heden> [vərɑntwordələkhɛit] SOST f

2. verantwoordelijkheid (taak, plicht te zorgen voor):

rechts·ge·lijk·heid [rɛxtsxəlɛikhɛit] SOST f geen pl jur.

er·fe·lijk·heid [ɛrfələkhɛit] SOST f geen pl

1. erfelijkheid biol.:

2. erfelijkheid (het erfelijk zijn, worden):

de·ge·lijk·heid [deɣələkhɛɪt] SOST f geen pl

heb·be·lijk·heid <hebbelijk|heden> [hɛbələkhɛit] SOST f

hui·se·lijk·heid [hœysələkhɛɪt] SOST f geen pl

1. huiselijkheid (vertrouwelijkheid):

2. huiselijkheid (gehechtheid aan huis):

mis·se·lijk·heid [mɪsələkhɛit] SOST f geen pl

1. misselijkheid (onpasselijkheid):

2. misselijkheid (onuitstaanbaarheid):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski