olandese » tedesco

winst <winst|en> [wɪnst] SOST f

1. winst (opbrengst boven de bestede kosten):

winst
Gewinn m
winst
Profit m a. pegg
winst maken
winst maken
Profit machen pegg
op winst uit zijn
tel uit je winst
zuivere winst

2. winst:

winst (voordeel)
Gewinn m
winst (voordeel)
Nutzen m
winst (voordeel)
winst (toename)
winst (toename)

3. winst (overwinning):

winst
Sieg m

winst-en-ver·lies·re·ke·ning <winst-en-verliesrekening|en> [wɪnstɛnvərlisrekənɪŋ] SOST f


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski