olandese » tedesco

aan·han·gen1 <hing aan, h. aangehangen> [anhɑŋə(n)] VB vb trans

1. aanhangen (toegedaan zijn) +dat:

aanhangen
anhängen +dat
aanhangen rel.
een geloof aanhangen

2. aanhangen (door hangen bevestigen):

aanhangen

aan·han·gen2 <hing aan, h. aangehangen> [anhɑŋə(n)] VB vb intr

1. aanhangen (hangende vast blijven zitten):

aanhangen

2. aanhangen (textiel):

aanhangen

Esempi per aanhangen

een geloof aanhangen

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski