olandese » tedesco

ram·me·len1 <rammelde, h. gerammeld> [rɑmələ(n)] VB vb trans (schudden)

ram·me·len2 <rammelde, h. gerammeld> [rɑmələ(n)] VB vb intr

1. rammelen (klepperen, ratelen):

rammelen
rammelen
rammelen
met een sleutelbos rammelen

2. rammelen (rijden met een klapperend geluid):

rammelen
rammelen
rammelen

3. rammelen (onsamenhangend in elkaar zitten):

rammelen

4. rammelen (knorren van de honger):

rammelen
rammelen van de honger

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski