Traduzioni di „window“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈwin·den¹ <wand, gewunden> [ˈvɪndn̩] VB vb trans

1. winden (hissen, takeln):

winden

winden

winden

ophijsen

winden

takelen

2. winden (wickeln):

winden

winden

winden

wikkelen

3. winden (flechten, binden):

winden

vlechten

jdm ein Band ins Haar winden

iem een band door het haar vlechten

4. winden (ringen, wringen):

winden

wringen

jdm das Messer aus der Hand winden

iem het mes uit de hand wringen

ˈwin·dig [ˈvɪndɪç] AGG

1. windig:

windig

winderig

windig

tochtig

2. windig fig colloq:

windig

ongeloofwaardig

windig

onbetrouwbaar

ˈwin·deln [ˈvɪndl̩n] VB vb trans

windeln

de luier aandoen

ˈWin·de <Winde, Winden> [ˈvɪndə] SOST f

1. Winde TECN:

Winde

lier

Winde

windas

2. Winde BOT:

Winde

winde

ˈWind·ei SOST nt

1. Windei:

Windei

windei

2. Windei:

Windei

onbevrucht ei nt

3. Windei fig:

Windei

mislukking

ˈWin·del <Windel, Windeln> [ˈvɪndl̩] SOST f

Windel

windsel nt

Windel

luier

er lag damals noch in den Windeln

hij was toen nog maar een baby

die Sache liegt [o. steckt] noch in den Windeln fig

de zaak ligt nog in de windselen [o. verkeert nog in een beginstadium]

ˈwin·ken¹ [ˈvɪŋkn̩] VB vb intr

1. winken (ein Zeichen geben):

winken

wenken

winken

een teken [o. wenk] geven

dem Kellner winken

de kelner een teken geven

2. winken (schwingen, schwenken):

winken

zwaaien

winken

wuiven

jdm mit Fähnchen/Taschentüchern winken

naar iem met vlaggetjes/zakdoeken wuiven

3. winken fig (in Aussicht haben):

winken

in het vooruitzicht hebben

dir winkt eine Belohnung/eine Strafe fig

jou wacht een beloning/een straf

ˈwin·zig [ˈvɪn͜tsɪç] AGG

winzig

heel weinig [o. klein] [o. nietig]

winzig

onbeduidend

winzig

minuscuul

ein winziges bisschen

een heel klein beetje

Wind <Wind(e)s, Winde> [vɪnt] SOST m

Wind

wind

Wind

lucht

Wind

poepje

einen Wind abgehen lassen

een wind laten

am Wind segeln NAUT

bij de wind zeilen

jdm den Wind aus den Segeln nehmen fig

iem de wind uit de zeilen nemen

Wind von etw bekommen fig

de lucht van iets krijgen

in den Wind reden fig

tevergeefs [o. woorden in de wind] spreken

in alle Winde zerstreut

in alle windrichtingen verspreid

einen Rat/eine Warnung in den Wind schlagen fig

een raad/waarschuwing in de wind slaan

Wind machen colloq fig

snoeven

Wind machen colloq fig

opscheppen

mit dem Wind segeln fig

met de stroom mee gaan [o. zeilen]

der Wind pfeift jetzt [o. nun] [o. da] aus einem anderen Loch colloq fig

er waait nu een andere wind

der Wind pfeift jetzt [o. nun] [o. da] aus einem anderen Loch colloq fig

de wind waait nu uit een andere hoek

der Wind pfeift jetzt [o. nun] [o. da] aus einem anderen Loch colloq fig

nu krijgt hij [o. krijgen we] de wind van voren

sich dat den Wind um die Nase wehen lassen fig

levenservaring opdoen

sich dat den Wind um die Nase wehen lassen fig

overal in de wereld rondkijken [o. rondneuzen]

bei/in Wind und Wetter

bij/in weer en wind

jdm Wind vormachen colloq fig

iem iets wijsmaken [o. op de mouw spelden]

daher weht der Wind? fig

waait de wind uit die hoek?

merken, woher der Wind weht fig

merken hoe de vork in de steel zit [o. wat er te gebeuren staat]

schnell wie der Wind

razendsnel

wer Wind sät, wird Sturm ernten prov

wie wind zaait, zal storm oogsten

ˈWind·ho·se SOST f METEOR

Windhose

windhoos

Windhose

wervelwind

ˈWind·ro·se SOST f

Windrose

windroos

Windrose

kompasroos