Traduzioni di „Bauhandwerker“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

hand·wer·ken <handwerkte, h. gehandwerkt> [hɑntwɛrkə(n)] VB vb intr

handwerken

handarbeiten

bank·wer·ker <bankwerker|s> [bɑŋkwɛrkər] SOST m

bankwerker

Schlosser m

bankwerker (in de bouw)

Bauschlosser m

hand·werk <handwerk|en> [hɑntwɛrk] SOST nt

handwerk

Handarbeit f

handwerk (als ambacht, beroep)

Handwerk nt

handwerk (beroep)

Gewerbe nt

bont·wer·ker <bontwerker|s> [bɔntwɛrkər] SOST m

bontwerker

Kürschner m

ba·lie·me·de·wer·ker <baliemedewerker|s> [balimedəwɛrkər] SOST m

baliemedewerker

Schalterangestellte(r) m

veld·wer·ker <veldwerker|s> [vɛltwɛrkər] SOST m

veldwerker

Feldforscher m

be·wer·ker <bewerker|s> [bəwɛrkər] SOST m

bewerker

Bearbeiter m

loon·wer·ker <loonwerker|s> [lonwɛrkər] SOST m

loonwerker

Lohnunternehmer m

boot·wer·ker <bootwerker|s> [botwɛrkər] SOST m

1. bootwerker (sjouwerman):

bootwerker

Hafenarbeiter m

2. bootwerker (onbehouwen persoon):

bootwerker

Grobian m

bootwerker

Büffel m

eten als een bootwerker

essen wie ein Scheunendrescher

mijn·wer·ker <mijnwerker|s> [mɛinwɛrkər] SOST m

mijnwerker

Bergmann m

mijnwerker

Grubenarbeiter m

mijnwerker

Bergarbeiter m

mijnwerker

Kumpel m

slag·wer·ker <slagwerker|s> [slɑxwɛrkər] SOST m

slagwerker

Schlagzeuger m

stuc·wer·ker <stucwerker|s> [stykwɛrkər] SOST m

stucwerker

Stuckateur m

thuis·wer·ker <thuiswerker|s> [tœyswɛrkər] SOST m

thuiswerker

Heimarbeiter m

zwart·wer·ker <zwartwerker|s> [zwɑrtwɛrkər] SOST m

zwartwerker

Schwarzarbeiter m