olandese » tedesco

vlot1 <vlot|ten> [vlɔt] SOST nt

vlot
Floß nt

vlot2 <vlotte, vlotter, vlotst> [vlɔt] AGG

3. vlot (gemakkelijk in de omgang, niet stijf):

vlot
een vlot hoedje

4. vlot (drijvend):

vlot
een schip vlot brengen [o. trekken ]

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski