Traduzioni di „gebietsteil“ nel dizionario tedesco » olandese

ge·ˈbie·ten¹ [gəˈbiːtn̩] VB vb intr

1. gebieten ricerc (herrschen):

gebieten

gebieden

gebieten

heersen

gebieten

het bevel voeren

über ein Land gebieten

over een land heersen [o. gebieden]

2. gebieten ricerc (verfügen):

gebieten

beschikken

über die Mittel gebieten

over de middelen beschikken

ˈOrts·teil SOST m

1. Ortsteil:

Ortsteil

stadsdeel nt

Ortsteil

wijk

Ortsteil

buurt

2. Ortsteil (früher selbständige Gemeinde):

Ortsteil

deelgemeente

ge·ˈbis·sen [gəˈbɪsn̩] VB

gebissen part perf von beißen¹, beißen²

Vedi anche: beißen , beißen

ˈbei·ßen² <biss, gebissen> [ˈb͜aisn̩] VB vb rifl

beißen

vloeken

beißen

niet bij elkaar passen

ˈbei·ßen¹ [ˈb͜aisn̩] VB vb trans irreg

beißen

bijten

nichts zu beißen (und zu brechen) haben

geen brood op de plank hebben

nichts zu beißen (und zu brechen) haben

op een houtje bijten

nichts zu beißen (und zu brechen) haben

niets te bikken hebben

in den sauren Apfel beißen

door de zure appel (heen) bijten

ˈText·teil SOST m

Textteil

tekstgedeelte

Ge·ˈbiets·re·form SOST f

Gebietsreform

ruimtelijke herindeling

Ge·ˈschlechts·teil SOST nt [o. m]

Geschlechtsteil

geslachtsdeel nt

ge·ˈbie·te·risch [gəˈbiːtərɪʃ] AGG ricerc

gebieterisch

gebiedend

gebieterisch

bevelend