olandese » tedesco

ui·ter·ste <uiterste|n> [œytərstə] SOST nt

1. uiterste (het hoogste in zijn soort, het meest uiteenliggende):

Äußerste(s) nt
Extrem nt

2. uiterste (m. b. t. een rangorde, intensiteit):

Äußerste(s) nt
Letzte(s) nt

nier·steen <nier|stenen> [nirsten] SOST m

ver·steend [vərstent] AGG

1. versteend (tot steen geworden):

3. versteend (ongevoelig):

ver·ste·nen1 <versteende, i. versteend> [vərstenə(n)] VB vb intr

1. verstenen (tot steen worden):

eer·ste·ling <eersteling|en> [erstəlɪŋ] SOST m

1. eersteling (eerstgeborene):

Erstgeborene(r) f(m)

neer·ste·ken <stak neer, h. neergestoken> [nerstekə(n)] VB vb trans

over·ste·ken <stak over, h./i. overgestoken> [ovərstekə(n)] VB vb intr

1. oversteken (een weg, een water overgaan):

2. oversteken (over iets uitsteken):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski