olandese » tedesco

af·re·ke·nen1 <rekende af, h. afgerekend> [ɑfrekənə(n)] VB vb trans

afrekenen
afrekenen
ik moet mijn hotel afrekenen

af·re·ke·nen2 <rekende af, h. afgerekend> [ɑfrekənə(n)] VB vb trans

Esempi per afrekenen

ober, afrekenen!
ober, afrekenen graag!
ik moet mijn hotel afrekenen

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski