Traduzioni di „boetelinge“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

kwe·ke·lin·ge SOST f

kwekelinge forma femminile di kwekeling

Vedi anche: kwekeling

kwe·ke·ling <kwekeling|en> [kwekəlɪŋ] SOST m

1. kwekeling:

kwekeling (iem die tot een vak opgeleid wordt)

Schüler m

kwekeling (student)

Student m

2. kwekeling (student aan een pedagogische academie):

kwekeling

angehende(r) Lehrer m

vol·ge·lin·ge <volgelinge|n> [vɔlɣəlɪŋə] SOST f

volgelinge forma femminile di volgeling

Vedi anche: volgeling

vol·ge·ling <volgeling|en> [vɔlɣəlɪŋ] SOST m

volgeling

Jünger m

volgeling (allgemeen)

Anhänger m

volgeling (in wetenschap en kunst)

Schüler m

de volgelingen van Bhagwan

die Anhänger Bhagwans

de volgelingen van Christus

die Jünger Christi

ban·ne·lin·ge SOST f

bannelinge forma femminile di banneling

Vedi anche: banneling

ban·ne·ling <banneling|en> [bɑnəlɪŋ] SOST m

banneling

Verbannte(r) m

po·te·ling <poteling|en> [potəlɪŋ] SOST m

poteling

Setzling m

bui·te·ling <buiteling|en> [bœytəlɪŋ] SOST f

1. buiteling (bokkensprong):

buiteling

Bocksprung m

buiteling

Kapriole f

vreemde buitelingen maken

komische Kapriolen machen

2. buiteling (duikeling over het hoofd):

buiteling

Purzelbaum m

woes·te·ling <woesteling|en> [wustəlɪŋ] SOST m

woesteling

Wüterich m pegg

woesteling

Rohling m pegg

gun·ste·lin·ge SOST f

gunstelinge forma femminile di gunsteling

Vedi anche: gunsteling

gun·ste·ling <gunsteling|en> [ɣʏnstəlɪŋ] SOST m

gunsteling

Günstling m

gunsteling

Favorit m

dren·ke·lin·ge SOST f

drenkelinge forma femminile di drenkeling

Vedi anche: drenkeling

dren·ke·ling <drenkeling|en> [drɛŋkəlɪŋ] SOST m

drenkeling (levend)

Ertrinkende(r) m

drenkeling (dood)

Ertrunkene(r) m

leer·lin·ge <leerlinge|s, leerlinge|n> [lerlɪŋə] SOST f

leerlinge forma femminile di leerling

Vedi anche: leerling

leer·ling <leerling|en> [lerlɪŋ] SOST m

1. leerling (scholier(e)):

leerling

Schüler m

een voorbeeldige leerling

ein Musterschüler

2. leerling (volgeling):

leerling

Schüler m

de leerlingen van Jezus rel.

die Jünger Jesu

3. leerling (aspirant):

leerling

Lehrling m

leerling

Auszubildende(r) m

boe·ten <boette, h. geboet> [butə(n)] VB vb trans

1. boeten (straf ondergaan):

boeten

büßen

boeten

sühnen

zijn dapperheid boeten met het leven fig

seine Tapferkeit mit dem Leben büßen

iem iets doen/laten boeten

≈ jdm etw heimzahlen

een misdrijf boeten

(für) ein Verbrechen büßen

een misdrijf boeten

ein Verbrechen sühnen

zijn zonden boeten

(für) seine Sünden büßen

2. boeten (herstellen):

boeten

flicken

visnetten boeten

Fischernetze flicken

mar·te·ling <marteling|en> [mɑrtəlɪŋ] SOST f

1. marteling (het martelen, gemarteld worden):

marteling

Folter f

2. marteling fig (kwelling):

marteling

Qual f

tin·te·ling <tinteling|en> [tɪntəlɪŋ] SOST f

1. tinteling (prikkeling):

tinteling

Prickeln nt

tinteling

Kitzel m

2. tinteling (fonkeling):

tinteling

Funkeln nt

tinteling

Glitzern nt

wen·te·ling <wenteling|en> [wɛntəlɪŋ] SOST f

1. wenteling (het wentelen):

wenteling

Drehung f

wenteling

Drehen nt

wenteling

Wälzen nt

2. wenteling (keer dat iets wentelt):

wenteling

Drehung f

wenteling

Umdrehung f

wor·ste·ling <worsteling|en> [wɔrstəlɪŋ] SOST f

worsteling

Ringen nt

worsteling

Ringkampf m

worsteling ook fig

Kampf m

een innerlijke worsteling

ein inneres Ringen

be·scher·me·lin·ge SOST f

beschermelinge forma femminile di beschermeling

Vedi anche: beschermeling

be·scher·me·ling <beschermeling|en> [bəsxɛrməlɪŋ] SOST m

1. beschermeling (in bescherming genomen iem):

beschermeling

Schützling m

2. beschermeling (iem die vooruitgeholpen wordt):

beschermeling

Protegé m

beschermeling pegg

Günstling m

ver·sto·te·lin·ge SOST f

verstotelinge forma femminile di verstoteling

Vedi anche: verstoteling

ver·sto·te·ling <verstoteling|en> [vərstotəlɪŋ] SOST m

verstoteling

Ausgestoßene(r) m

verstoteling

Verstoßene(r) m

ver·ste·ke·lin·ge SOST f

verstekelinge forma femminile di verstekeling

Vedi anche: verstekeling

ver·ste·ke·ling <verstekeling|en> [vərstekəlɪŋ] SOST m

verstekeling

blinde(r) Passagier m

boe·te·preek <boete|preken> [butəprek] SOST f

1. boetepreek (rooms-katholiek):

boetepreek

Bußpredigt f

2. boetepreek (strafrede):

boetepreek

Strafpredigt f

boetepreek

Standpauke f colloq

boet·se·ren <boetseerde, h. geboetseerd> [butserə(n)] VB vb trans

1. boetseren (vormen uit kneedbaar materiaal):

boetseren

plastizieren

boetseren

modellieren

2. boetseren fig:

boetseren

die richtige Form geben

boetseren

in die richtige Form bringen

boet·pre·di·ker <boetprediker|s> [butpredɪkər] SOST m

1. boetprediker (profeet, priester):

boetprediker

Bußprediger m

2. boetprediker (iem die zedelijke vermaningen houdt):

boetprediker

Sittenprediger m

boetprediker

Moralprediger m