olandese » tedesco

bra·ken1 <braakte, h. gebraakt> [brakə(n)] VB vb intr (overgeven)

bra·ken2 <braakte, h. gebraakt> [brakə(n)] VB vb trans (overgeven)

braken
braken

bra·ken3 VB

braken 3. pers pl imperf van breken¹, breken²

Vedi anche: breken , breken

bre·ken1 <brak, i. gebroken> [brekə(n)] VB vb intr

2. breken (een doorgang, scheiding forceren):

3. breken (een jongensstem):

4. breken (stralen):


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski