olandese » tedesco

Traduzioni di „schaafijs“ nel dizionario olandese » tedesco (Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

schaaf·wond: nome
schaal·dier: nome
schaam·te: nome
schaak·mat: aggettivo e avverbio
schaars·te: nome
schaak·zet: nome
schaat·sen: verbo
schaat·ser: nome
schaam·haar: nome
schaak·bord: nome
schaak·spel: nome
schaak·ster: nome
schaak·stuk: nome
schaam·been: nome
schaam·deel: nome
schaam·rood: nome
schaak·par·tij: nome
schaam·lip·pen: nome

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: schaaldier , schaafwond , schaatser , schaatsen , schaakzet , schaarste , schaakmat , schaamte , schaamlippen , schaakpartij , schaamrood , schaamdeel , schaambeen , schaakstuk , schaakster , schaakspel , schaakbord e schaamhaar

schaaf·wond <schaaf|wonden> [sxafwɔnt] SOST f

Hautabschürfung f

schaal·dier <schaaldier|en> [sxaldir] SOST nt

schaam·te [sxamtə] SOST f geen pl

1. schaamte (gevoel):

Scham f

alle schaamte afgelegd [o. verloren ] hebben

kein Schamgefühl mehr haben

alle schaamte afgelegd [o. verloren ] hebben

jedes Schamgefühl verloren haben

schaamte hebben [o. voelen ]

Scham empfinden

geen schaamte kennen

keine Scham kennen

plaatsvervangende schaamte voor iem voelen

sich für jdn schämen

valse schaamte

falsche Scham f

van schaamte in de grond kruipen [o. door de grond gaan]

vor Scham in die Erde versinken

van schaamte in de grond kruipen [o. door de grond gaan]

vor Scham vergehen

2. schaamte form (schaamdelen):

Scham f

Geschlechtsteile pl

schaak·mat [sxakmɑt] AGG

iem schaakmat zetten fig

jdn (schach)matt setzen

schaars·te [sxarstə] SOST f geen pl

de schaarste van levensmiddelen

die Lebensmittelknappheit

schaak·zet <schaakzet|ten> [sxaksɛt] SOST m ook fig

schaat·sen <schaatste, h. geschaatst> [sxatsə(n)] VB vb intr

Schlittschuh laufen

schaat·ser <schaatser|s> [sxatsər] SOST m

Schlittschuhläufer m

schaam·haar <schaam|haren> [sxamhar] SOST nt

schaak·bord <schaakbord|en> [sxaɡbɔrt] SOST nt

schaak·spel [sxakspɛl] SOST nt geen pl

Schach nt

schaak·ster SOST f

schaakster forma femminile di schaker

Vedi anche: schaker

scha·ker <schaker|s> [sxakər] SOST m

1. schaker (schaakspeler):

Schachspieler m

2. schaker (ontvoerder):

schaak·stuk <schaakstuk|ken> [sxakstʏk] SOST nt

schaam·been <schaambeen|deren> [sxamben] SOST nt

schaam·deel <schaam|delen> [sxamdel] SOST nt

Geschlechtsteil nt

schaam·rood [sxamrot] SOST nt geen pl

schaak·par·tij <schaakpartij|en> [sxakpɑrtɛi] SOST f

schaakpartij

schaam·lip·pen [sxamlɪpə(n)] SOST pl

schaamlippen

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski