Traduzioni di „wendender“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

in·zen·der <inzender|s> [ɪnzɛndər] SOST m

inzender

Einsender m

ver·zen·der <verzender|s> [vərzɛndər] SOST m

1. verzender (afzender):

verzender

Absender m

2. verzender (expediteur):

verzender

Spediteur m

wen·den¹ <wendde, h. gewend> [wɛndə(n)] VB vb trans (draaien, keren)

wenden

wenden

wenden

umwenden

wenden

(um)drehen

het hoofd wenden

den Kopf drehen [o. wenden]

hoe je het ook wendt of keert fig

wie man es auch nimmt

hoe men zich ook wendt of keert fig

(egal,) wie man es auch macht

zijn blik wenden naar

den Blick richten auf +acc

het roer wenden

das Ruder herumwerfen a. fig

zijn schreden wenden naar

seine Schritte wenden nach

een·den·ei <eendenei|eren> [endə(n)ɛi] SOST nt

eendenei

Entenei nt

zwen·de·laar <zwendelaar|s> [zwɛndəlar] SOST m form

zwendelaar

Betrüger m

zwendelaar (gentleman-oplichter)

Hochstapler m

wend·baar [wɛndbar] AGG

wendbaar

wendig

ka·len·der <kalender|s> [kalɛndər] SOST m

kalender

Kalender m

de gregoriaanse kalender

der gregorianische Kalender

af·zen·der <afzender|s> [ɑfsɛndər] SOST m

afzender

Absender m

aan·wen·den <wendde aan, h. aangewend> [anwɛndə(n)] VB vb trans

aanwenden

anwenden

aanwenden

verwenden

zijn invloed aanwenden

seinen Einfluss einsetzen

verkeerde middelen aanwenden

falsche Mittel verwenden

den·de·ren <denderde, h. gedenderd> [dɛndərə(n)] VB vb intr

denderen

donnern

de trein denderde voorbij

der Zug donnerte vorbei

zwen·de·len <zwendelde, h. gezwendeld> [zwɛndələ(n)] VB vb intr

zwendelen

betrügen

in·zen·den <zond in, h. ingezonden> [ɪnzɛndə(n)] VB vb trans

1. inzenden (binnen een ruimte zenden):

inzenden

senden

inzenden

schicken

iem de wereld inzenden

jdn in die Welt (hinaus)schicken

2. inzenden (insturen, indienen):

inzenden

einsenden

inzenden

schicken

goederen inzenden voor een tentoonstelling

eine Ausstellung mit Waren beschicken

wen·ding <wending|en> [wɛndɪŋ] SOST f

1. wending (het wenden):

wending

Wendung f

wending

Wenden nt

2. wending (keer dat men, iets (zich) wendt):

wending

Wendung f

wending

Drehung f

wending

Umdrehung f

3. wending (verandering van richting):

wending

Wendung f

wending

Wende f

zijn leven nam een andere wending

in seinem Leben trat eine Wende ein

een wending ten goede

eine Wendung [o. Wende] zum Guten

een wending ten goede nemen

sich zum Guten wenden

4. wending (zinswending):

wending

Redewendung f

wending

Wendung f

ren·de·ren <rendeerde, h. gerendeerd> [rɛnderə(n)] VB vb intr

renderen

sich rentieren

een kapitaal renderend maken

ein Kapital gewinnbringend anlegen