Traduzioni di „inruil“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈAn·ruf SOST m

1. Anruf:

Anruf (Ruf)

(aan)roep

Anruf (Ruf)

kreet

Anruf (Warnung)

waarschuwing

Anruf (Warnung)

sommatie

Anruf (Warnung)

bevel nt

der Anruf des Gewissens

de roep van het geweten

ohne Anruf schießen

zonder waarschuwing schieten

2. Anruf (Telefonanruf):

Anruf

telefoon(tje)

einen Anruf bekommen [o. erhalten ]

een telefoon(tje) krijgen

ˈUn·ruh <Unruh, Unruhen> [ˈʊnruː] SOST f (im Uhrwerk)

Unruh

onrust

ˈin·nig [ˈɪnɪç] AGG

1. innig (tief empfunden):

innig

innig

innig

diepgevoeld

innig

teder

innige Anteilnahme

innig medeleven

innige Blicke

innige [o. tedere] blikken

2. innig (eng):

innig

innig

innig

nauw

in·ˈtim [ɪnˈtiːm] AGG

1. intim (innig, persönlich):

intim

vertrouwelijk

intim

intiem

eine intime Feier

een feestje in intieme kring

2. intim (sexuell liiert):

mit jdm intim sein

geslachtsverkeer met iem hebben

ˈin·tus [ˈɪntʊs] AGG

einen intus haben colloq

een borreltje (te veel) op hebben

etw intus haben colloq (verstanden haben)

iets begrepen hebben

etw intus haben colloq (verstanden haben)

iets gegeten [o. gedronken] hebben