Traduzioni di „bepaalds“ nel dizionario olandese » tedesco

be·paald¹ [bəpalt] AGG

1. bepaald:

bepaald (aangewezen)

bestimmt

bepaald (vastgesteld)

festgelegt

bepaald (vastgesteld)

festgesetzt

2. bepaald:

bepaald (een of ander, sommige)

bestimmt

bepaald (zeker)

gewiss

bepaalde mensen

bestimmte Menschen

bepaalde mensen

gewisse Leute

in een bepaald opzicht

irgendwie

3. bepaald (beslist):

bepaald

bestimmt

bepaald

entschieden

een bepaald antwoord

eine entschiedene [o. klare] Antwort

on·be·paald [ɔmbəpalt] AGG

1. onbepaald (niet begrensd):

onbepaald

unbestimmt

onbepaald

unbegrenzt

2. onbepaald (onbeperkt):

onbepaald

unbeschränkt

onbepaald

uneingeschränkt

onbepaalde volmacht verlenen

unbeschränkte Vollmacht erteilen

3. onbepaald (niet precies vastgesteld; vaag):

onbepaald

unbestimmt

onbepaald

ungewiss

een onbepaald gevoel

ein unbestimmtes Gefühl

iets voor onbepaalde tijd uitstellen

etw auf unbestimmte Zeit verschieben

be·paald·heid <bepaald|heden> [bəpalthɛɪt] SOST f

1. bepaaldheid (het onderscheiden zijn):

bepaaldheid

Bestimmtsein nt

2. bepaaldheid:

bepaaldheid (juistheid, stelligheid)

Bestimmtheit f

bepaaldheid (juistheid)

Richtigkeit f

bepaaldheid (stelligheid)

Entschiedenheit f

be·pa·len¹ <bepaalde zich, h. zich bepaald> [bəpalə(n)] VB wk ww

bepalen zich bepalen (zich beperken):

bepalen

sich beschränken auf +acc

be·paal·de·lijk [bəpaldələk] AVV

1. bepaaldelijk (uitdrukkelijk, stellig):

bepaaldelijk

ausdrücklich

bepaaldelijk

besonders

bepaaldelijk

speziell

iem iets bepaaldelijk verbieden

jdm ausdrücklich etw verbieten

2. bepaaldelijk (vooral):

bepaaldelijk

insbesondere

bepaaldelijk

namentlich

bepaaldelijk

besonders

en wel meer bepaaldelijk

und zwar insbesondere [o. besonders]

be·pak·ken <bepakte, h. bepakt> [bəpɑkə(n)] VB vb trans

bepakken

bepacken

bepakt en bezakt

mit Sack und Pack

be·pa·ling <bepaling|en> [bəpalɪŋ] SOST f

1. bepaling (omschrijving):

bepaling

Beschreibung f

2. bepaling (voorschrift):

bepaling

Bestimmung f

bepaling

Anordnung f

bepaling

Verfügung f form

3. bepaling:

bepaling (beding)

Bedingung f

bepaling (beding)

Voraussetzung f

bepaling (in een contract)

Klausel f

onder bepaling

unter der Bedingung

4. bepaling (vaststelling):

bepaling

Bestimmung f

bepaling

Ermittlung f

5. bepaling taalk.:

bepaling

Bestimmung f

de bepaling van plaats

die Ortsbestimmung

be·pa·lend [bəpalənt] AGG

bepalend

bestimmend

bepalend

entscheidend

dat was bepalend voor het verdere verloop

das war entscheidend für den weiteren Verlauf

be·pra·ten <bepraatte, h. bepraat> [bəpratə(n)] VB vb trans

1. bepraten (bespreken):

bepraten

besprechen

bepraten

durchsprechen

bepraten

bereden

2. bepraten (ompraten):

bepraten

überreden

bepraten

bereden

bepraten

umstimmen

we·relds <wereldse, wereldser, meest werelds> [werəlts] AGG

1. werelds (aards) form:

werelds

weltlich

werelds

profan

werelds rel.

irdisch

wereldse genoegens

irdische Freuden pl

2. werelds (mondain):

werelds

mondän

her·haald [hɛrhalt] AGG

herhaald

wiederholt

herhaald (voor de tweede keer)

abermalig

herhaalde malen

wiederholt

herhaalde malen

mehrmals