olandese » tedesco

af·dro·gen <droogde af, h. afgedroogd> [ɑvdroɣə(n)] VB vb trans

1. afdrogen (het vocht wegnemen van):

2. afdrogen (afranselen):

3. afdrogen (met groot verschil winnen van):

ar·gus·ogen [ɑrɣʏsoɣə(n)] SOST pl

in·ge·to·gen <ingetogen, ingetogener, ingetogenst> [ɪŋɣətoɣə(n)] AGG

me·de·do·gen [medədoɣə(n)] SOST nt geen pl

on·ge·lo·gen [ɔŋɣəloɣə(n)] AGG

1. ongelogen (de waarheid behelzend):

2. ongelogen (zonder twijfel):

op·ge·to·gen <opgetogen, opgetogener, opgetogenst> [ɔpxətoɣə(n)] AGG

uit·dro·gen <droogde uit, i. uitgedroogd> [œydroɣə(n)] VB vb trans

ziel·to·gen <zieltoogde, h. gezieltoogd> [ziltoɣə(n)] VB vb intr

koei·en·ogen [kujə(n)oɣə(n)] SOST pl

hal·te <halte|n, halte|s> [hɑltə] SOST f

1. halte (plaats):

2. halte (afstand):

hal·ter <halter|s> [hɑltər] SOST m

laad·ver·mo·gen [latfərmoɣə(n)] SOST nt geen pl


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski