olandese » tedesco

be·die·nen1 <bediende, h. bediend> [bədinə(n)] VB vb trans

1. bedienen (dienen, helpen):

bedienen
iem op zijn wenken bedienen

2. bedienen (horeca):

bedienen
de klanten bedienen

3. bedienen (zorg dragen voor, doen functioneren):

bedienen
een schakelbord bedienen

4. bedienen (rooms-katholiek):

bedienen
bedienen

5. bedienen (van dienst zijn):

bedienen

be·die·nen2 <bediende zich, h. zich bediend> [bədinə(n)] VB wk ww

bedienen zich bedienen (gebruiken):

bedienen
sich bedienen +gen

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski