Traduzioni di „hereingelassen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

in·las·sen <laste in, h. ingelast> [ɪnlɑsə(n)] VB vb trans

1. inlassen (invoegen):

inlassen

einschalten

inlassen

einschieben

inlassen TV, RADIO

einblenden

citaten inlassen in zijn redevoering

Zitate in seine Rede einflechten

een pauze inlassen

eine Pause einlegen

2. inlassen (met een las invoegen):

inlassen

einschweißen

he·ren·en·kel·spel <herenenkelspel|en> [herə(n)ɛŋkəlspɛl] SOST nt

herenenkelspel → herenenkel

Vedi anche: herenenkel

he·ren·en·kel <herenenkel|s> [herə(n)ɛŋkəl] SOST nt

herenenkel

Herreneinzel nt

on·ge·was·sen [ɔŋɣəwɑsə(n)] AGG

ongewassen

ungewaschen

her·eni·gen <herenigde, h. herenigd> [hɛrenəɣə(n)] VB vb trans

1. herenigen (weer bijeenbrengen):

herenigen

wiedervereinigen

2. herenigen (verzoenen):

herenigen

vereinen

her·exa·men <herexamen|s> [hɛrɛksamə(n)] SOST nt

herexamen

Wiederholungsprüfung f

hij heeft een herexamen voor wiskunde

er hat eine Wiederholungsprüfung in Mathematik

he·ren·en·kel <herenenkel|s> [herə(n)ɛŋkəl] SOST nt

herenenkel

Herreneinzel nt

ge·was·sen² VB

gewassen volt. deelw. van wassen², wassen³, wassen⁴

Vedi anche: wassen , wassen , wassen , wassen

was·sen⁴ <wies, i. gewassen> [wɑsə(n)] VB vb intr

1. wassen (groeien):

wassen

wachsen

2. wassen:

wassen (stijgen: water)

wachsen

wassen (stijgen: water)

steigen

wassen (stijgen: maan)

zunehmen

was·sen³ <waste, h. gewast> [wɑsə(n)] VB vb trans (met was bestrijken)

wassen

(ein)wachsen

was·sen² <waste, h. gewassen> [wɑsə(n)] VB vb trans

1. wassen (reinigen):

wassen

waschen

het vuile goed wassen

die (schmutzige) Wäsche waschen

de vaat wassen

das Geschirr spülen

de vaat wassen

abwaschen

zich wassen

sich waschen

zich schoon wassen fig

sich reinwaschen

2. wassen ARTE:

wassen

auswaschen

3. wassen kaarten:

wassen

mischen

de gewassen pentekening

die getuschte Zeichnung

was·sen¹ [wɑsə(n)] AGG

wassen

wächsern

wassen

Wachs-

wassen

wachs-

een wassen beeld

ein Wachsbild nt

in·pas·sen <paste in, h. ingepast> [ɪmpɑsə(n)] VB vb trans

1. inpassen:

inpassen (invoegen in een geheel)

einbauen

inpassen (invoegen in een geheel)

einpassen

inpassen (als lid)

eingliedern

iem in een groep inpassen

jdn in eine Gruppe eingliedern

iem inpassen in de salarisschaal

jdn in eine Besoldungsgruppe einstufen

2. inpassen (juist passend maken):

inpassen

einpassen

ver·as·sen <veraste, h. verast> [vərɑsə(n)] VB vb trans

1. verassen (tot as doen overgaan):

verassen

einäschern

2. verassen (cremeren):

verassen

einäschern