olandese » tedesco

ver·la·ten1 [vərlatə(n)] AGG

1. verlaten (waar niemand aanwezig is):

verlaten

2. verlaten:

verlaten (eenzaam, afgelegen)
verlaten (woest)

3. verlaten:

verlaten (achtergelaten: persoon)
verlaten (achtergelaten: zaak)

ver·la·ten2 <verliet, h. verlaten> [vərlatə(n)] VB vb trans

2. verlaten (in de steek laten):

verlaten
ze heeft haar man verlaten
een standpunt verlaten

ver·la·ten3 <verlaatte zich, h. zich verlaat> [vərlatə(n)] VB wk ww

verlaten zich verlaten (te laat komen):

verlaten
zich verlaten op (rekenen op)

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski