olandese » tedesco

Traduzioni di „Geschäfte“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

ge·schift: aggettivo e avverbio
ge·schar·rel: nome
ge·schet·ter: nome
ge·schaard: aggettivo e avverbio
ge·scha·pen: verbo
ge·schept: aggettivo e avverbio
ge·schikt: aggettivo e avverbio
ge·scho·ten: verbo
ge·schrift: nome

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: geschift , geschetter , gescharrel , geschrift , geschoten , geschikt , geschept , geschapen e geschaard

ge·schift <geschifte, geschifter, geschiftst> [ɣəsxɪft] AGG

1. geschift (getikt):

geschift

verrückt

2. geschift (uiteengevallen):

geschift

geronnen

geschifte melk

geronnene Milch f

ge·schar·rel [ɣəsxɑrəl] SOST nt geen pl

gescharrel (kippen)

Gescharre nt colloq

gescharrel (flirt)

Geschäker nt

ge·schet·ter [ɣəsxɛtər] SOST nt geen pl

1. geschetter (geluid):

geschetter

Geschmetter(e) nt

geschetter

Schmettern nt

2. geschetter (gesnoef):

geschetter

Angeberei f

ge·schaard [ɣəsxart] AGG

1. geschaard (bijeen):

geschaard

geschart

2. geschaard (met inkepingen):

geschaard

schartig

ge·scha·pen VB

geschapen volt. deelw. van scheppen¹, scheppen²

Vedi anche: scheppen , scheppen

schep·pen² <schepte, h. geschept> [sxɛpə(n)] VB vb trans

schep·pen¹ <schiep, h. geschapen> [sxɛpə(n)] VB vb trans

scheppen (creëren, vormen)

schaffen

scheppen (allgemeen)

hervorbringen

scheppen (allgemeen)

erschaffen form

God schiep de hemel en de aarde

Gott schuf Himmel und Erde

de scheppende macht

die Schöpferkraft

de mogelijkheid tot iets scheppen

die Möglichkeit zu etw schaffen

scheppende verbeeldingskracht

schöpferische Fantasie f

niet voor het geluk geschapen zijn fig

nicht für das Glück geschaffen sein

werkgelegenheid scheppen

Arbeitsplätze schaffen

ge·schept [ɣəsxɛpt] AGG

geschept

(hand)geschöpft

het geschept papier

das Bütten(papier)

ge·schikt¹ <geschikte, geschikter, geschiktst> [ɣəsxɪkt] AGG

1. geschikt (aangenaam in de omgang):

geschikt

nett

de nieuwe chef is heel geschikt colloq

der neue Chef ist ganz in Ordnung

een geschikte man

ein netter Mensch

2. geschikt (met de juiste eigenschappen):

geschikt

geeignet

een geschikte gelegenheid

eine passende Gelegenheit

de meest geschikte middelen

die geeignetsten Mittel pl

ik vind het geschikt

mir ist es recht

geschikt voor de dienst

diensttauglich

dat boek is niet geschikt voor kinderen

das Buch ist nicht für Kinder geeignet

voor leraar geschikt zijn

als Lehrer geeignet sein

ge·scho·ten VB

geschoten volt. deelw. van schieten¹, schieten²

Vedi anche: schieten , schieten

schie·ten² <schoot, i. geschoten> [sxitə(n)] VB vb intr

1. schieten (een schot lossen):

schieten

schießen

met scherp schieten

scharf schießen

een humeur om op te schieten fig

eine unmögliche Laune

2. schieten (plotseling opkomen):

schieten

schießen

de tranen schoten haar in de ogen

die Tränen schossen ihr in die Augen

er schiet mij iets te binnen

da fällt mir etw ein

3. schieten:

schieten (uitbotten)

schießen

schieten (bomen)

ausschlagen

de uien schieten

die Zwiebeln schießen

overal schiet het onkruid uit de grond

das Unkraut schießt überall aus dem Boden

4. schieten (zich snel bewegen):

schieten

schießen

in zijn kleren schieten

schnell in die Kleider fahren

5. schieten (niet langer tegenhouden) + laten:

laat hem schieten fig (hem laten gaan)

lass ihn laufen

laat hem schieten (zich niet met hem bemoeien)

lass ihn in Ruhe

iets laten schieten fig

auf etw acc verzichten

6. schieten (plotseling vallen):

schieten

(plötzlich) fallen

het mes schoot hem uit de handen

das Messer flog ihm aus der Hand

schie·ten¹ <schoot, h. geschoten> [sxitə(n)] VB vb trans (een projectiel werpen)

schieten

schießen

iem in de arm schieten

jdn [o. jdm] in den Arm schießen

iem wel kunnen schieten fig

jdn zum Mond schießen können

de bal over het doel schieten

den Ball über das Tor schießen

iem overhoop schieten

jdn über den Haufen schießen

pijlen schieten

Pfeile schießen

de zon schieten

die Höhe der Sonne peilen

ge·schrift <geschrift|en> [ɣəsxrɪft] SOST nt

geschrift

Schrift f

valsheid in geschrift(e) plegen

Urkundenfälschung begehen

opruiend/polemisch geschrift

Hetz-/Streitschrift f

Cerca nel dizionario

olandese

Traduzioni di „Geschäfte“ nel dizionario olandese » tedesco

ge·schift <geschifte, geschifter, geschiftst> [ɣəsxɪft] AGG

1. geschift (getikt):

2. geschift (uiteengevallen):

ge·schar·rel [ɣəsxɑrəl] SOST nt geen pl

ge·schet·ter [ɣəsxɛtər] SOST nt geen pl

1. geschetter (geluid):

2. geschetter (gesnoef):

ge·schaard [ɣəsxart] AGG

1. geschaard (bijeen):

2. geschaard (met inkepingen):

ge·scha·pen VB

geschapen volt. deelw. van scheppen¹, scheppen²

Vedi anche: scheppen , scheppen

schep·pen2 <schepte, h. geschept> [sxɛpə(n)] VB vb trans

1. scheppen:

2. scheppen (tot zich nemen):

3. scheppen (zich verwerven):

4. scheppen (opnemen en verplaatsen, opvangen):

5. scheppen (papier):

schep·pen1 <schiep, h. geschapen> [sxɛpə(n)] VB vb trans

ge·schept [ɣəsxɛpt] AGG

ge·schikt1 <geschikte, geschikter, geschiktst> [ɣəsxɪkt] AGG

1. geschikt (aangenaam in de omgang):

2. geschikt (met de juiste eigenschappen):

ge·scho·ten VB

geschoten volt. deelw. van schieten¹, schieten²

Vedi anche: schieten , schieten

schie·ten2 <schoot, i. geschoten> [sxitə(n)] VB vb intr

1. schieten (een schot lossen):

2. schieten (plotseling opkomen):

3. schieten:

4. schieten (zich snel bewegen):

5. schieten (niet langer tegenhouden) + laten:

6. schieten (plotseling vallen):

schie·ten1 <schoot, h. geschoten> [sxitə(n)] VB vb trans (een projectiel werpen)

ge·schrift <geschrift|en> [ɣəsxrɪft] SOST nt

Cerca nel dizionario

Collegamenti esterni

Feedback

Trainer lessicale

Synonyms

La mia cronologia di ricerca

schep·pen² <schepte, h. geschept> [sxɛpə(n)] VB vb trans

schep·pen¹ <schiep, h. geschapen> [sxɛpə(n)] VB vb trans

ge·schikt¹ <geschikte, geschikter, geschiktst> [ɣəsxɪkt] AGG

schie·ten² <schoot, i. geschoten> [sxitə(n)] VB vb intr

schie·ten¹ <schoot, h. geschoten> [sxitə(n)] VB vb trans (een projectiel werpen)