olandese » tedesco

ge·stal·te <gestalte|n, gestalte|s> [ɣəstɑltə] SOST f

ge·strekt [ɣəstrɛkt] AGG

ge·stre·ken VB

gestreken volt. deelw. van strijken¹, strijken²

Vedi anche: strijken , strijken

strij·ken2 <streek, h./i. gestreken> [strɛikə(n)] VB vb intr

1. strijken (zich laten gladmaken):

2. strijken (bespelen):

ge·stre·den VB

gestreden volt. deelw. van strijden

Vedi anche: strijden

ge·streept [ɣəstrept] AGG

1. gestreept (met strepen):

2. gestreept muz.:

ge·sto·ten VB

gestoten volt. deelw. van stoten¹, stoten², stoten³

Vedi anche: stoten , stoten , stoten

sto·ten3 <stootte/stiet zich, h. zich gestoten> [stotə(n)] VB wk ww zich stoten

sto·ten2 <stootte/stiet, h. gestoten> [stotə(n)] VB vb trans

1. stoten (duwen):

2. stoten (door botsen bezeren):

3. stoten (stampen):

ge·steen·te <gesteente|n, gesteente|s> [ɣəstentə] SOST nt

1. gesteente (steen(achtige delfstof)):

Gestein nt

2. gesteente (edele stenen):

be·stra·len <bestraalde, h. bestraald> [bəstralə(n)] VB vb trans


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski