Traduzioni di „afsjorren“ nel dizionario olandese » tedesco

af·sjou·wen <sjouwde af, h. afgesjouwd> [ɑfʃɑuwə(n)] VB vb trans

1. afsjouwen (naar beneden sjouwen):

afsjouwen

herunterschleppen

afsjouwen

hinunterschleppen

2. afsjouwen (aflopen):

afsjouwen

ablaufen

de hele stad afsjouwen

die ganze Stadt ablaufen [o. abklappern]

heel wat afsjouwen colloq

sich abrackern

sjor·ren <sjorde, h. gesjord> [ʃɔrə(n)] VB vb trans

1. sjorren (vastbinden):

sjorren

zurren

2. sjorren (trekken):

sjorren

zerren

af·sche·ren <schoor af, h. afgeschoren> [ɑfsxerə(n)] VB vb trans

afscheren (baard)

abrasieren

afscheren (schapen, wol)

abscheren

af·stu·ren¹ <stuurde af, h. afgestuurd> [ɑfstyrə(n)] VB vb trans

1. afsturen:

afsturen (vaartuig: van iets weg)

wegsteuern

afsturen (vaartuig: op iets af)

zusteuern

afsturen (vaartuig: op iets af)

lossteuern

2. afsturen (wegzenden):

afsturen

wegschicken

iem van school afsturen

jdn von der Schule entfernen

3. afsturen (ergens heen zenden):

afsturen

hinschicken

iem erop afsturen

jdn hinschicken

ik zal hem op de zaak afsturen

ich werde ihn auf die Sache ansetzen

een knokploeg op iem afsturen

eine Schlägertruppe auf jdn ansetzen

af·scheu·ren <scheurde af, h. afgescheurd> [ɑfsxørə(n)] VB vb trans

afscheuren

abreißen

af·stu·de·ren <studeerde af, i. afgestudeerd> [ɑfstyderə(n)] VB vb intr (zijn studie voltooien)

afstuderen

das Studium abschließen

heel wat afstuderen

sehr viel studieren

op·por·ren <porde op, h. opgepord> [ɔpɔrə(n)] VB vb trans

opporren

antreiben

opporren

anfeuern

opporren

aufpulvern colloq

ver·dor·ren¹ <verdorde, i. verdord> [vərdɔrə(n)] VB vb intr (dor worden)

verdorren

verdorren

verdorren

ausdorren

verdorren

ausdörren

verdorde bladeren

verdorrte Blätter pl

mor·ren <morde, h. gemord> [mɔrə(n)] VB vb intr

morren

murren

zonder morren

ohne Murren

por·ren¹ <porde, h. gepord> [pɔrə(n)] VB vb trans

1. porren (aansporen):

porren

aufrütteln

porren

antreiben

luie leerlingen porren

faule Schüler antreiben

2. porren form (duwen):

porren

stoßen

iem wakker porren

jdn wachrütteln

ergens wel voor te porren zijn

für etw zu haben sein