Traduzioni di „ronderenner“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

rond·bren·gen <bracht rond, h. rondgebracht> [rɔndbrɛŋə(n)] VB vb trans

rondbrengen (lopend)

austragen

rondbrengen (rijdend)

ausfahren

rond·rei·zen <reisde rond, h./i. rondgereisd> [rɔntrɛizə(n)] VB vb intr

rondreizen

herumreisen

rondreizen

umherreisen

het rondreizend circus

der Wanderzirkus

hij heeft jaren in Afrika rondgereisd

er ist jahrelang in Afrika herumgereist

een rondreizend toneelgezelschap

eine Wanderbühne

rond·slen·te·ren <slenterde rond, h./i. rondgeslenterd> [rɔntslɛntərə(n)] VB vb intr

rondslenteren

(herum)bummeln colloq

rondslenteren

flanieren

rondslenteren

umherschlendern

rondslenteren

herumschlendern

ron·de·dans <rondedans|en> [rɔndədɑns] SOST m

rondedans

Rundtanz m

rondedans gesch.

Reigen m

rond·wa·ren <waarde rond, h. rondgewaard> [rɔntwarə(n)] VB vb intr

1. rondwaren (spoken):

rondwaren

spuken

rondwaren

umgehen

2. rondwaren (omdwalen):

rondwaren

geistern

rondwaren

umhergeistern

rondwaren

herumgeistern

wiel·ren·ner <wielrenner|s> [wilrɛnər] SOST m

wielrenner

Radrennfahrer m

wielrenner

Radsportler m

rond·reis <rond|reizen> [rɔntrɛis] SOST f

rondreis

Rundreise f

rondreis (artiesten)

Tournee f

rondreis theat.

Gastspielreise f

rond·de·len <deelde rond, h. rondgedeeld> [rɔndelə(n)] VB vb trans

ronddelen

herumreichen

ronddelen

herumgeben

ronddelen

austeilen

ronddelen

ausgeben

wie moet de kaarten ronddelen?

wer muss geben?

rond·dan·sen <danste rond, h. rondgedanst> [rɔndɑnsə(n)] VB vb intr

ronddansen

(im Kreis) herumtanzen

rond·han·gen <hing rond, h. rondgehangen> [rɔnthɑŋə(n)] VB vb intr

rondhangen

herumlungern

rondhangen (staande)

herumstehen

rondhangen (zittende)

herumsitzen

in de kroegen rondhangen

in Kneipen rumhängen colloq

rond·neu·zen <neusde rond, h. rondgeneusd> [rɔntnøzə(n)] VB vb intr

rondneuzen

sich umsehen

rondneuzen

herumstöbern

rondneuzen

herumschnüffeln colloq

overal in de wereld rondneuzen

sich dat den Wind um die Nase wehen lassen

rond·rij·den² <reed rond, h./i. rondgereden> [rɔntrɛidə(n)] VB vb trans (met een voertuig rondleiden)

rondrijden

herumfahren

rondrijden

herumkutschieren colloq

rond·lei·den <leidde rond, h. rondgeleid> [rɔntlɛidə(n)] VB vb trans

rondleiden

herumführen

rondleiden

umherführen

rondleiden (in een museum enz.)

führen

iem de stad rondleiden

jdn in der Stadt herumführen

rond·slin·ge·ren² <slingerde rond, h. rondgeslingerd> [rɔntslɪŋərə(n)] VB vb trans ((iets) in het rond slingeren)

rondslingeren

im Kreis schwingen