vol·gen2 <volgde, h./i. gevolgd> [vɔlɣə(n)] VB vb trans
1. volgen (achternagaan):
-
volgen
-
folgen +dat
3. volgen (geregeld bijwonen):
-
onderwijs volgen
4. volgen (de ontwikkeling bijhouden):
-
in de krant de gebeurtenissen volgen