Traduzioni di „musici“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈmu·sisch [ˈmuːzɪʃ] AGG

1. musisch (künstlerisch begabt):

musisch

muzisch

musisch

artistiek

musisch

kunstzinnig

2. musisch (die Künste betreffend):

musisch

op de schone kunsten betrekking hebbend

musisch

muzisch

das musische Gymnasium

gymnasium met de nadruk op de muzische vakken

ˈMu·si·cal <Musicals, Musicals> [ˈmjuːzikl] SOST nt

Musical

musical

Mu·ˈsik <Musik, Musiken> [muˈziːk] SOST f

1. Musik kein pl:

Musik

muziek

Musik

toonkunst

Musik

muziekstuk nt

Musik hören

naar muziek luisteren

in Musik setzen

op muziek zetten

Musik liebend

muziekminnend

dahinter [o. darin] sitzt [o. steckt ] Musik colloq fig

daar zit muziek in

untermalende Musik

muzikale omlijsting

2. Musik colloq meist sing:

Musik

muziekkorps nt

mu·se·ˈal [muzeˈaːl] AGG

1. museal:

museal

museaal

museal

museum-

2. museal fig:

museal

museumachtig

museal

museaal

ˈmuss·te [ˈmʊstə] VB

musste 3. pers sing imperf von müssen

Vedi anche: müssen

ˈmüs·sen <muss, musste, gemusst> [ˈmʏsn̩] VB vb modal

müssen (notwendig sein)

moeten

müssen (brauchen)

(be)hoeven

Glück muss der Mensch haben! colloq

je moet maar boffen [o. geluk hebben] !

Glück muss der Mensch haben! colloq

zonder geluk vaart niemand wel!

man müsste viel Geld haben, dann …

men zou veel geld moeten hebben, dan …

das musste ja kommen!

dat moest gebeuren!

ich muss mal colloq

ik moet even (naar de wc)

er müsste denn (krank sein)

tenzij hij (ziek is)

es muss sein!

het moet (gebeuren)!

mu·si·ˈzie·ren [muziˈ͜tsiːrən] VB vb intr

musizieren

muziek maken

musizieren

musiceren

muss [ˈmʊs] VB

muss 3. pers sing präs von müssen

Vedi anche: müssen

ˈmüs·sen <muss, musste, gemusst> [ˈmʏsn̩] VB vb modal

müssen (notwendig sein)

moeten

müssen (brauchen)

(be)hoeven

Glück muss der Mensch haben! colloq

je moet maar boffen [o. geluk hebben] !

Glück muss der Mensch haben! colloq

zonder geluk vaart niemand wel!

man müsste viel Geld haben, dann …

men zou veel geld moeten hebben, dan …

das musste ja kommen!

dat moest gebeuren!

ich muss mal colloq

ik moet even (naar de wc)

er müsste denn (krank sein)

tenzij hij (ziek is)

es muss sein!

het moet (gebeuren)!