Traduzioni di „voortuin“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

voort·aan [vortan] AVV

voortaan

in Zukunft

voortaan

(zu)künftig

voort·du·ren <duurde voort, h. voortgeduurd> [vordyrə(n)] VB vb intr

voortduren

(an)dauern

voortduren

fort)dauern

voortduren

(fort)währen form

voort·du·wen <duwde voort, h. voortgeduwd> [vordywə(n)] VB vb trans

voortduwen (verder)

weiterschieben

voortduwen (voorwaarts)

vorwärtsschieben

voor·te·ken <voorteken|s, voorteken|en> [vortekə(n)] SOST nt

voorteken

Vorzeichen nt

voorteken

Anzeichen nt

voorteken

Omen nt form

als de voortekenen niet bedriegen

wenn nicht alle Anzeichen trügen

een slecht voorteken

ein schlechtes Vorzeichen

voort·gaan <ging voort, i. voortgegaan> [vortxan] VB vb intr

1. voortgaan:

voortgaan (voorwaarts gaan)

weitergehen

voortgaan (vooruitgaan)

fortschreiten

op dezelfde weg [o. voet] voortgaan fig

in derselben Weise fortfahren

2. voortgaan (voortzetten):

voortgaan

fortfahren

met zijn werk voortgaan

mit seiner Arbeit fortfahren

met vertellen voortgaan

mit der Erzählung fortfahren

voort·gang <voortgang|en> [vortxɑŋ] SOST m

1. voortgang (vooruitgang):

voortgang

Fortschritt m

voortgang met iets maken

etw beschleunigen

2. voortgang (het voorwaarts gaan):

voortgang

Weitergehen nt

3. voortgang (voortzetting, vervolg):

voortgang

Fortgang m

de voortgang van de besprekingen

der Fortgang der Verhandlungen

voort·du·rend [vordyrənt] AGG

voortdurend

ständig

voortdurend

(an)dauernd

voortdurend

fortwährend

een voortdurend komen en gaan

ein ständiges Kommen und Gehen

de productie neemt voortdurend toe

die Produktion nimmt ständig zu

voort·stu·wen <stuwde voort, h. voortgestuwd> [vortstywə(n)] VB vb trans

voortstuwen

vorwärtstreiben

voortstuwen (aandrijven)

antreiben

voor·tand <voortand|en> [vortɑnt] SOST m

voortand

Vorderzahn m

voor·tent <voortent|en> [vortɛnt] SOST f

voortent

Vorzelt nt

voor·tijd <voortijd|en> [vortɛit] SOST m

voortijd

Vorzeit f

voor·touw [vortɑu] SOST nt geen pl

het voortouw nemen

die Initiative ergreifen

voor·tij·dig [vortɛidəx] AGG

voortijdig

vorzeitig

voort·ko·men <kwam voort, i. voortgekomen> [vortkomə(n)] VB vb intr

1. voortkomen (voortvloeien):

voortkomen

hervorgehen

voortkomen

sich ergeben

het een komt uit het ander voort

eins ergibt sich aus dem anderen

2. voortkomen (ontspruiten):

voortkomen

hervorgehen

uit hun huwelijk zijn vier kinderen voortgekomen

aus ihrer Ehe sind vier Kinder hervorgegangen

3. voortkomen (afkomstig zijn):

voortkomen

entstammen

voortkomen uit een bepaald milieu

einem bestimmten Milieu entstammen

voort·le·ven <leefde voort, h. voortgeleefd> [vortlevə(n)] VB vb intr

voortleven

fortleben

voortleven

weiterleben

voortleven in onze herinnering fig

in unserer Erinnerung fortleben

voort·ma·ken <maakte voort, h. voortgemaakt> [vortmakə(n)] VB vb intr

voortmaken

sich beeilen

voort·hel·pen <hielp voort, h. voortgeholpen> [vorthɛlpə(n)] VB vb trans

voorthelpen

weiterhelfen +dat

iem in de wereld voorthelpen

jdm in der Welt weiterhelfen

voor·trek·ken <trok voor, h. voorgetrokken> [vortrɛkə(n)] VB vb trans

voortrekken

vorziehen

de een boven de ander voortrekken

den einen dem anderen vorziehen

voort·sle·pen¹ <sleepte voort, h. voortgesleept> [vortslepə(n)] VB vb trans (verder slepen)

voortslepen

weiterschleppen

zich voortslepen

sich weiterschleppen

zich voortslepen

sich fortschleppen

win·ter·tuin <wintertuin|en> [wɪntərtœyn] SOST m

wintertuin

Wintergarten m

wintertuin (bij kastelen)

Orangerie f