olandese » tedesco

ar·me·lui [ɑrməlœy] SOST pl

war·men <warmde, h. gewarmd> [wɑrmə(n)] VB vb trans

ar·me·lijk [ɑrmələk] AGG

Ar·meens [ɑrmeːns] AGG

arm·band <armband|en> [ɑrmbɑnt] SOST m

1. armband (sieraad):

Armband nt

2. armband (band van stof):

arm·slag <armslag|en> [ɑrmslɑx] SOST m

om·ar·men <omarmde, h. omarmd> [ɔmɑrmə(n)] VB vb trans

1. omarmen (omhelzen):

arm·vol [ɑrəmvɔl] AGG

arm1 <arm|en> [ɑrm] SOST m

2. arm (mouw):

arm
Ärmel m

3. arm (ledemaat bij dieren):

arm

4. arm (leuning van een zitmeubel):

arm

5. arm (uitstekend deel waar iets aan kan hangen):

arm
Arm m

6. arm (afsplitsing van een rivier, een weg):

arm

Ar·meen·se <Armeense|n> [ɑrmeːnsə] SOST f

Armeense forma femminile di Armeniër

Vedi anche: Armeniër

Ar·me·ni·ër <Armeniër|s> [ɑrmeniər] SOST m

mar·mer <marmer|s> [mɑrmər] SOST nt

mor·mel <mormel|s> [mɔrməl] SOST nt

1. mormel (hond):

Köter m pegg

2. mormel (lelijk schepsel):

ar·moe·dig <armoedige, armoediger, armoedigst> [ɑrmudəx] AGG

3. armoedig (hoeveelheid, bedrag):

4. armoedig (gebrekkig (van geestelijke waarden)):

arm·stoel <armstoel|en> [ɑrmstul] SOST m

arm·za·lig <armzalige, armzaliger, armzaligst> [ɑrmzaləx] AGG


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski