Traduzioni di „afrikanisieren“ nel dizionario olandese » tedesco

af·ras·te·ren <rasterde af, h. afgerasterd> [ɑfrɑstərə(n)] VB vb trans

afrasteren

einzäunen

or·ga·ni·se·ren <organiseerde, h. georganiseerd> [ɔrɣanizerə(n)] VB vb trans

1. organiseren (regelen):

organiseren

organisieren

goed kunnen organiseren

gut organisieren können

een feest/het verzet organiseren

ein Fest veranstalten/den Widerstand organisieren

zich organiseren

sich organisieren [o. zusammenschließen]

2. organiseren (op touw zetten):

organiseren

organisieren

organiseren

veranstalten

een bijeenkomst organiseren

ein Treffen organisieren

3. organiseren colloq (inpikken):

organiseren

organisieren

organiseren

klauen

ka·ri·ka·tu·ri·se·ren <karikaturiseerde, h. gekarikaturiseerd> [karikatyrizerə(n)] VB vb trans

karikaturiseren

karikieren

af·re·a·ge·ren <reageerde af, h. afgereageerd> [ɑfrejaɣerə(n)] VB vb trans

afreageren

abreagieren

afreageren (woede)

auslassen

zijn ongenoegen afreageren op iem/iets

seinen Unwillen an jdm/etw abreagieren

bo·ta·ni·se·ren <botaniseerde, h. gebotaniseerd> [botanizerə(n)] VB vb intr

botaniseren

botanisieren

gal·va·ni·se·ren <galvaniseerde, h. gegalvaniseerd> [ɣɑlvanizerə(n)] VB vb trans

galvaniseren

galvanisieren

het gegalvaniseerde plaatijzer

der galvanisierte Eisendraht

het gegalvaniseerde plaatijzer

das verzinkte Blech

me·cha·ni·se·ren <mechaniseerde, h. gemechaniseerd> [mexanizerə(n)] VB vb trans

mechaniseren

mechanisieren

re·or·ga·ni·se·ren <reorganiseerde, h. gereorganiseerd> [reɔrɣanizerə(n)] VB vb trans

reorganiseren

reorganisieren

reorganiseren

umgestalten

reorganiseren

neu ordnen

een team reorganiseren

eine Mannschaft umstellen

Afri·kaan·se <Afrikaanse|n> SOST f

Afrikaanse forma femminile di Afrikaan

Vedi anche: Afrikaan

Afri·kaan <Afrikanen> [afrikan] SOST m

Afrikaan

Afrikaner m

afri·kaan·tje <afrikaantje|s> [afrikancə] SOST nt

afrikaantje

Studentenblume f

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VB vb trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

versieren

schmücken

versieren

verzieren

2. versieren (sieren):

versieren

schmücken

die bomen versieren het plantsoen

die Bäume schmücken den Park

3. versieren (voor elkaar krijgen):

versieren

schaffen

versieren

hinkriegen colloq

dat versier ik even

das werde ich schon hinkriegen

4. versieren colloq (verleiden):

versieren

aufreißen

een meisje versieren

ein Mädchen aufreißen

ont·sie·ren <ontsierde, h. ontsierd> [ɔntsirə(n)] VB vb trans

ontsieren

verunzieren

ontsieren

verunstalten

des·or·ga·ni·se·ren <desorganiseerde, h. gedesorganiseerd> [dɛsɔrɣanizerə(n)] VB vb trans

desorganiseren

desorganisieren

zoiets werkt desorganiserend

so etw wirkt zersetzend