olandese » tedesco

Traduzioni di „schrottreife“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

schroei·en: verbo
schroot·han·del: nome
schro·men: verbo
schrok·ken: verbo
schrob·ben: verbo
schrob·ber: nome
schroe·ven: verbo
schrok·ker: nome
schrok·kig: aggettivo e avverbio
schrok·ster: nome
schrob·be·ring: nome
schrok·ke·rig: aggettivo e avverbio
schrom·pe·len: verbo
schrom·pe·lig: aggettivo e avverbio
schro·me·lijk: aggettivo e avverbio
schroot·jes·wand: nome

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: schroeien , schroothandel , schrootjeswand , schromelijk , schrompelig , schrompelen , schrokkerig , schrobbering , schrokster , schrokkig , schrokker , schroeven , schrobber , schrobben , schrokken e schromen

schroei·en¹ <schroeide, h. geschroeid> [sxrujə(n)] VB vb trans

1. schroeien:

schroeien (aan de oppervlakte verbranden: textiel, haar, huid)

schroeien (aan de oppervlakte verbranden: textiel, haar, huid)

schroeien (gevogelte, vee na het slachten)

zijn kleren schroeien

sich dat die Kleidung ansengen

2. schroeien (sterk uitdrogen):

de zon schroeide het gras

die Sonne versengte das Gras

schroot·han·del <schroothandel|s> [sxrothɑndəl] SOST m

1. schroothandel COMM:

schroothandel

Schrotthandel m

2. schroothandel (bedrijf):

schroothandel

Schrotthandlung f

schro·men¹ <schroomde, h. geschroomd> [sxromə(n)] VB vb trans

schrok·ken² VB

schrokken 3. pers pl imperf van schrikken¹, schrikken², schrikken³

Vedi anche: schrikken , schrikken , schrikken

schrik·ken³ <schrok, i. geschrokken> [sxrɪkə(n)] VB vb intr (door schrik bevangen worden)

hij is erg geschrokken

er ist sehr erschrocken

hij is erg geschrokken

er hat sich sehr erschreckt

iem aan het schrikken maken

jdn in Schrecken versetzen

iem aan het schrikken maken

jdm einen Schrecken einjagen

ik schrik me kapot [o. dood ]

ich bekomme einen Mordsschrecken

ze liet hem schrikken

sie erschreckte ihn

ik schrik me een ongeluk

ich bin zu Tode erschrocken

van iets schrikken

vor etw dat erschrecken

wakker schrikken

aus dem Schlaf aufschrecken [o. hochschrecken]

schrik·ken² <schrikte, i. geschrikt> [sxrɪkə(n)] VB vb intr

1. schrikken (met een schok van zijn plaats gaan):

2. schrikken (plotseling afgekoeld worden):

abgeschreckt werden

schrik·ken¹ <schrikte, h. geschrikt> [sxrɪkə(n)] VB vb trans

1. schrikken (plotseling afkoelen):

een gekookt ei schrikken

ein gekochtes Ei (ab)schrecken

2. schrikken (plotseling in kokend water brengen):

schrob·ben <schrobde, h. geschrobd> [sxrɔbə(n)] VB vb trans

schrob·ber <schrobber|s> [sxrɔbər] SOST m (borstel)

schroe·ven¹ <schroefde, h. geschroefd> [sxruvə(n)] VB vb intr (ronddraaien)

schrok·ker <schrokker|s> [sxrɔkər] SOST m

schrok·kig AGG

schrokkig → schrokkerig

Vedi anche: schrokkerig

schrok·ke·rig [sxrɔkərəx] AGG

schrokkerig

schrokkerig

schrok·ster SOST f

schrokster forma femminile di schrokker

Vedi anche: schrokker

schrok·ker <schrokker|s> [sxrɔkər] SOST m

schrob·be·ring <schrobbering|en> [sxrɔberɪŋ] SOST f

schrobbering

Rüffel m colloq

schrok·ke·rig [sxrɔkərəx] AGG

schrokkerig

schrokkerig

schrom·pe·len <schrompelde, i. geschrompeld> [sxrɔmpələ(n)] VB vb intr

schrompelen

schrom·pe·lig [sxrɔmpələx] AGG

schrompelig

schrompelig

schro·me·lijk [sxromələk] AGG

schroot·jes·wand <schrootjeswand|en> [sxrocəswɑnt] SOST m

schrootjeswand

≈ holzverkleidete Wand f

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski