Traduzioni di „Sätzen“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

sau·zen¹ <sausde, h. gesausd> [sɑuzə(n)] VB vb trans (verven)

sauzen

tünchen

sa·tijn <satijn|en> [satɛin] SOST nt

satijn

Satin m

satijn

Atlas m

sa·men [samə(n)] AVV

1. samen (bijeen):

samen

zusammen

samen

beisammen

goedenavond samen

guten Abend alle zusammen

zij zitten samen voor het raam

sie sitzen zusammen vor dem Fenster

2. samen (met elkaar):

samen

zusammen

samen

miteinander

samen

gemeinsam

samen uit, samen thuis prov, samen zingen

miteinander singen

samen op reis (gaan)

zusammen (ver)reisen

3. samen (onderling):

samen

miteinander

samen

untereinander

zij zijn het samen eens

sie sind sich einig

zij hebben ruzie samen

sie haben Streit miteinander

zij hebben samen een geheim

sie haben ein gemeinsames Geheimnis

samen handeldrijven

miteinander Handel treiben

4. samen (bij elkaar gerekend):

samen

zusammen

samen is dat 21 euro

das macht zusammen 21 Euro

5. samen (met zijn tweeën):

samen

zusammen

samen

zu zweit

zij zijn maar samen

sie sind nur zu zweit

sar·ren <sarde, h. gesard> [sɑrə(n)] VB vb trans

sarren

quälen

sarren

reizen

sarren

piesacken colloq

sarren

triezen colloq

sau·sen <sauste, h. gesaust> [sɑuzə(n)] VB vb trans

1. sausen (tabak):

sausen

saucieren term tecn

sausen

soßen

sausen

beizen

2. sausen (met een kleurstof bestrijken):

sausen

tünchen

da·zen <daasde, h. gedaasd> [dazə(n)] VB vb intr

dazen

faseln

dazen

quatschen

la·zen VB

lazen 3. pers pl imperf van lezen¹, lezen²

Vedi anche: lezen , lezen

le·zen² <las, h. gelezen> [lezə(n)] VB vb intr (zich laten lezen)

lezen

sich lesen

dat boek leest als een roman

das Buch liest sich wie ein Roman

le·zen¹ <las, h. gelezen> [lezə(n)] VB vb trans

1. lezen (ontcijferen):

lezen

lesen

gegevens lezen comput.

Daten lesen

iems gedachten lezen fig

jds Gedanken lesen

je handschrift is niet te lezen

deine Handschrift ist unleserlich

iets op iems gezicht lezen

jdm etw vom Gesicht ablesen

over iets heen lezen

über etw acc hinweglesen

over iets heen lezen

etw überlesen

ik heb er ook iets over gelezen

ich habe auch etw darüber [o. davon] gelesen

wat lees jij uit deze zin?

was liest du aus diesem Satz heraus?

ik was aan 't lezen [o. ik zat te lezen]

ich war beim Lesen

2. lezen (verzamelen):

lezen

lesen

kruiden/druiven lezen

Kräuter sammeln/Trauben lesen

ma·zen <maasde, h. gemaasd> [mazə(n)] VB vb trans

mazen (breiwerk)

stopfen

mazen (netten)

flicken

ra·zen <raasde, h. geraasd> [razə(n)] VB vb intr

1. razen:

razen (tekeergaan)

rasen

razen (tekeergaan)

toben

razen (tekeergaan)

wüten

razen (natuurgeweld)

tosen

een razende Roeland

ein Wüterich colloq

2. razen (water in een ketel):

razen

singen

3. razen:

razen (snel voortbewegen)

rasen

razen (snel voortbewegen)

jagen

razen (met veel lawaai)

brausen

ba·zen [bazə(n)] VB alleen inf.

bazen

kommandieren

over iem bazen

jdn herumkommandieren

sa·ne·ren <saneerde, h. gesaneerd> [sanerə(n)] VB vb trans

saneren

sanieren

de financiën saneren

die Finanzen sanieren

Sa·tan [satɑn] SOST m geen pl

Satan

Satan m

Satan

Teufel m

sa·tans [satɑns] AGG

satans

teuflisch

satans

verflucht

sa·ti·re <satire|n, satire|s> [satirə] SOST f

satire

Satire f

Sak·sen [sɑksə(n)] SOST nt geen pl

Saksen

Sachsen nt

ho·zen¹ <hoosde, h. gehoosd> [hozə(n)] VB vb trans ((water) uit een vaartuig scheppen)

hozen

schöpfen

ij·zen <ijsde, h. geijsd> [ɛizə(n)] VB vb intr

ijzen

schaudern +acc o dat

ijzen

grauen +dat o acc

die gedachte doet mij ijzen

mich [o. mir] schaudert (es) bei diesem Gedanken

ko·zen¹ VB

kozen 3. pers pl imperf van kiezen¹, kiezen²

Vedi anche: kiezen , kiezen

kie·zen² <koos, h. gekozen> [kizə(n)] VB vb intr

1. kiezen (een keus doen):

kiezen

wählen

kiezen

sich entscheiden

kiezen is verliezen

wer die Wahl hat, hat die Qual

we kiezen uit drie kandidaten

wir wählen zwischen drei Kandidaten

2. kiezen (stemmen):

kiezen

wählen

kiezen

seine Stimme abgeben

kiezen

zur Wahl gehen

kie·zen¹ <koos, h. gekozen> [kizə(n)] VB vb trans

1. kiezen ((door te stemmen) zijn voorkeur bepalen voor):

kiezen

wählen

een beroep kiezen

einen Beruf wählen [o. ergreifen]

de wijste partij kiezen

der Klügste sein

de wijste partij kiezen (van twee)

der Klügere sein

een president kiezen

einen Präsidenten wählen

de vlucht kiezen

die Flucht ergreifen

zijn woorden goed kiezen

seine Worte gut wählen

2. kiezen (verkiezen):

kiezen

(er)wählen

iem tot president kiezen

jdn zum Präsidenten wählen

een nummer kiezen

eine Nummer wählen

le·zen¹ <las, h. gelezen> [lezə(n)] VB vb trans

1. lezen (ontcijferen):

lezen

lesen

gegevens lezen comput.

Daten lesen

iems gedachten lezen fig

jds Gedanken lesen

je handschrift is niet te lezen

deine Handschrift ist unleserlich

iets op iems gezicht lezen

jdm etw vom Gesicht ablesen

over iets heen lezen

über etw acc hinweglesen

over iets heen lezen

etw überlesen

ik heb er ook iets over gelezen

ich habe auch etw darüber [o. davon] gelesen

wat lees jij uit deze zin?

was liest du aus diesem Satz heraus?

ik was aan 't lezen [o. ik zat te lezen]

ich war beim Lesen

2. lezen (verzamelen):

lezen

lesen

kruiden/druiven lezen

Kräuter sammeln/Trauben lesen

lo·zen <loosde, h. geloosd> [lozə(n)] VB vb trans

1. lozen (uit het lichaam verwijderen):

lozen

ausstoßen

2. lozen:

lozen (zich ontdoen van)

loswerden

lozen (water)

ableiten

lozen (water)

abführen

lozen (grondwater)

entwässern