olandese » tedesco

han·dels·rei·zi·ger <handelsreiziger|s> [hɑndəlsrɛizəɣər] SOST m

han·dels·part·ner <handelspartner|s> [hɑndəlspɑrtnər] SOST m

han·del·tje [hɑndəlcə] SOST nt geen pl

1. handeltje (het verhandelen):

kleine(r) Handel m
seine krummen Touren colloq a. pegg

2. handeltje (goederen):

Kram m colloq pegg

han·de·len <handelde, h. gehandeld> [hɑndələ(n)] VB vb intr

han·del·baar [hɑndəlbar] AGG

1. handelbaar (gemakkelijk te hanteren):

2. handelbaar (stoffen):

3. handelbaar (personen, dieren):

han·dels·ha·ven <handelshaven|s> [hɑndəlshavə(n)] SOST f

han·del·wij·ze <handel|wijzen> [hɑndəlwɛizə] SOST f

1. handelwijze (wijze van handelen):

han·dels·bank <handelsbank|en> [hɑndəlzbɑŋk] SOST f

han·dels·brief <handels|brieven> [hɑndəlzbrif] SOST m

han·dels·ken·nis [hɑndəlskɛnɪs] SOST f geen pl

han·de·laar·ster SOST f

handelaarster forma femminile di handelaar

Vedi anche: handelaar

han·de·laar <handelaar|s, hande|laren> [hɑndəlar] SOST m

han·dels·be·lang <handelsbelang|en> [hɑndəlzbəlɑŋ] SOST nt


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski