Traduzioni di „anmutend“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

al·we·tend [ɑlwetənt] AGG

alwetend

allwissend

on·we·tend [ɔnwetənt] AGG

1. onwetend (geen kennis bezittend):

onwetend

unwissend

2. onwetend (onbewust):

onwetend

unbewusst

onwetend

ahnungslos

onwetend

unwissentlich

uit·mun·tend [œytmʏntənt] AGG

uitmuntend

hervorragend

uitmuntend

ausgezeichnet

van·och·tend [vɑnɔxtənt] AVV

vanochtend

heute Morgen

in·vre·tend AGG

invretend → invreten¹, → invreten²

Vedi anche: invreten , invreten

in·vre·ten² <vrat in, i. ingevreten> [ɪnvretə(n)] VB vb intr

1. invreten (inbijten):

invreten

sich einfressen

roest vreet in

Rost frisst sich ein

2. invreten (ingebeten worden):

invreten

angefressen werden

in·vre·ten¹ <vrat in, h. ingevreten> [ɪnvretə(n)] VB vb trans (door zijn inwerking verteren)

invreten

angreifen

invreten

anfressen

ingevreten ijzerwerk

(vom Rost) angefressene(s) Eisen nt

al·om·vat·tend [ɑlɔmvɑtənt] AGG

alomvattend

(all)umfassend

alomvattend

alles umfassend

lich·tend [lɪxtənt] AGG

lichtend

leuchtend a. fig

een lichtend voorbeeld

ein leuchtendes Beispiel [o. Vorbild]

stui·tend <stuitende, stuitender, stuitendst> [stœytənt] AGG

stuitend

abstoßend

stuitend (verontwaardiging wekkend)

empörend

stuitend (aanstootgevend)

anstößig

hij vond die dingen stuitend lelijk

er fand diese Dinge widerwärtig

stuitende woorden

empörende Worte

vlot·tend [vlɔtənt] AGG

1. vlottend (na eenmalig gebruik verdwijnend):

vlottend

einmalig

het vlottend kapitaal

das Umlaufvermögen

vlottende middelen

flüssige Mittel pl

vlottende schuld jur.

flottierende Schuld f

2. vlottend (telkens wisselend):

vlottend

flottierend form

vlottend

fluktuierend

3. vlottend (drijvend):

vlottend

Treib-

min·ach·tend [mɪnɑxtənt] AGG

minachtend

geringschätzig

zich minachtend over iem uiten

sich abschätzig über jdn äußern

ont·zet·tend [ɔntsɛtənt] AGG

1. ontzettend (vreselijk):

ontzettend

entsetzlich

ontzettend

fürchterlich

ontzettend

schrecklich

ontzettend

furchtbar

2. ontzettend (geweldig):

ontzettend

ungeheuer

ontzettend

riesig

ontzettend

enorm

ontzettend

Riesen- colloq

ontzettend

Heiden- colloq

wij hadden een ontzettend plezier

wir hatten einen ungeheuren Spaß

plan·ten·etend [plɑntə(n)etənt] AGG

plantenetend

Pflanzen fressend

plantenetende dieren

Pflanzenfresser pl

nauw·slui·tend [nɑuslœytənt] AGG

1. nauwsluitend (precies passend):

nauwsluitend

eng anliegend

2. nauwsluitend (m.b.t. de delen):

nauwsluitend

genau ineinanderpassend [o. aufeinanderpassend]

een nauwsluitend geheel

ein einheitliches Ganzes