olandese » tedesco

dauw·trap·pen [dɑutrɑpə(n)] VB alleen inf.

af·trap·pen1 <trapte af, h. afgetrapt> [ɑftrɑpə(n)] VB vb intr SPORT

in·trap·pen <trapte in, h. ingetrapt> [ɪntrɑpə(n)] VB vb trans

1. intrappen (trappend breken, forceren):

2. intrappen (door trappen ergens in brengen):

treten in +acc
de bal (het doel) intrappen SPORT

be·trap·pen <betrapte, h. betrapt> [bətrɑpə(n)] VB vb trans

na·trap·pen <trapte na, h. nagetrapt> [natrɑpə(n)] VB vb trans

weg·trap·pen1 <trapte weg, h. weggetrapt> [wɛxtrɑpə(n)] VB vb trans

1. wegtrappen (wegschoppen):

2. wegtrappen (door trappen verjagen):

aan·trap·pen2 <trapte aan, h. aangetrapt> [antrɑpə(n)] VB vb trans

1. aantrappen (door trappen doen aanslaan):

2. aantrappen (door trappen aandrukken):

ver·trap·pen <vertrapte, h. vertrapt> [vərtrɑpə(n)] VB vb trans

1. vertrappen (stuktrappen):

uit·trap·pen <trapte uit, h. uitgetrapt> [œytrɑpə(n)] VB vb trans

1. uittrappen (sigaret: doven):

2. uittrappen SPORT (bal: spelen):

3. uittrappen SPORT (bal: uit het speelfeld trappen):

dood·lo·pen2 <liep zich dood, h. zich doodgelopen> [dotlopə(n)] VB wk ww

doodlopen zich doodlopen (zo lang lopen dat men dood neervalt):

door·knip·pen <knipte door, h. doorgeknipt> [dorknɪpə(n)] VB vb trans


Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski