olandese » tedesco

Traduzioni di „Schrankes“ nel dizionario olandese » tedesco

(Vai a tedesco » olandese)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

schran·der: aggettivo e avverbio
schra·pen: verbo
schra·gen: verbo
schrap·pen: verbo
schrab·ben: verbo
schram·men: verbo
schrik·ken: verbo
schrok·ker: nome
schre·den: verbo
schrei·en: verbo
schre·ven: verbo
schro·kop: nome
schro·men: verbo
schrij·ven: nome
schrij·ver: nome
schroei·en: verbo
schrij·den: verbo
schrij·nen: verbo
schrob·ben: verbo
schran·der·heid: nome

Stai visualizzando i risultati dalla grafia simile: schrander , schrokker , schrikken , schrammen , schrabben , schrappen , schragen , schrapen , schrobben , schrijnen , schrijden , schroeien , schrijver , schrijven , schromen , schrokop , schreven , schreien , schreden e schranderheid

schran·der <schrandere, schranderder, schranderst> [sxrɑndər] AGG

klug

schrander (personen)

schrander (personen, verstand)

hell

een schrander beest

ein kluges Tier

een schrandere jongen

ein heller Junge

schrander zijn

ein heller [o. kluger] Kopf sein

schra·pen¹ <schraapte, h. geschraapt> [sxrapə(n)] VB vb trans

1. schrapen (schrappen):

wortelen schrapen

Möhren schaben

de keel schrapen

2. schrapen (bijeenschrapen):

zusammenkratzen

schra·gen <schraagde, h. geschraagd> [sxraɣə(n)] VB vb trans

1. schragen:

schragen (steunen)

(unter)stützen

schragen (tegen instorting)

2. schragen fig:

iem in zijn voornemens schragen

jdn in seinen Vorsätzen bestärken

iems moed schragen

schrap·pen <schrapte, h. geschrapt> [sxrɑpə(n)] VB vb trans

1. schrappen (schrapen):

wortelen schrappen

Möhren schaben

2. schrappen:

schrappen (doorhalen)

schrappen (iets; zonder voorzetsel)

iem als lid schrappen

jdn von der Mitgliederliste streichen

het schrappen van arbeidsplaatsen

der Stellenabbau

een firma uit het handelsregister schrappen

eine Firma im Handelsregister löschen

iems naam van een lijst schrappen

jds Namen von einer Liste streichen

een toneelstuk van het repertoire schrappen

ein Theaterstück absetzen

schrab·ben VB vb trans

schrabben → schrappen

Vedi anche: schrappen

schrap·pen <schrapte, h. geschrapt> [sxrɑpə(n)] VB vb trans

1. schrappen (schrapen):

wortelen schrappen

Möhren schaben

2. schrappen:

schrappen (doorhalen)

schrappen (iets; zonder voorzetsel)

iem als lid schrappen

jdn von der Mitgliederliste streichen

het schrappen van arbeidsplaatsen

der Stellenabbau

een firma uit het handelsregister schrappen

eine Firma im Handelsregister löschen

iems naam van een lijst schrappen

jds Namen von einer Liste streichen

een toneelstuk van het repertoire schrappen

ein Theaterstück absetzen

schram·men <schramde, h. geschramd> [sxrɑmə(n)] VB vb trans

ik heb mijn hand geschramd

ich habe mir die Hand geschrammt [o. geritzt]

zich aan een doorn schrammen

sich an einem Dorn ritzen

schrik·ken² <schrikte, i. geschrikt> [sxrɪkə(n)] VB vb intr

1. schrikken (met een schok van zijn plaats gaan):

2. schrikken (plotseling afgekoeld worden):

abgeschreckt werden

schrok·ker <schrokker|s> [sxrɔkər] SOST m

schre·den VB

schreden 3. pers pl imperf van schrijden

Vedi anche: schrijden

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] VB vb intr

schrei·en² <schreide, h. geschreid> [sxrɛiə(n)] VB vb intr

1. schreien (wenen):

hij schreide bitter

er weinte bitterlich

tot schreiens toe bewogen

zu Tränen gerührt

2. schreien:

schreien (schreeuwen)

schreien (zwakker)

rufen

dat schreit om wraak

das schreit nach Rache

schre·ven VB

schreven 3. pers pl imperf van schrijven

Vedi anche: schrijven , schrijven , schrijven

schrij·ven³ <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] VB vb intr

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

die pen schrijft niet prettig

der Füller schreibt nicht angenehm

2. schrijven (beschrijfbaar zijn):

dat papier schrijft slecht

auf diesem Papier schreibt es sich schlecht

schrij·ven² <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] VB vb trans (spellen; noteren, dateren)

wij schrijven 1000 euro bij zijn saldo

wir schreiben ihm 1000 Euro gut

een fraaie hand schrijven

eine schöne Handschrift haben

iets in 't net schrijven

etw ins Reine schreiben

boot schrijft men met twee o's

Boot schreibt sich mit zwei o

iets op het bord schrijven

etw an die Tafel schreiben

op een advertentie schrijven

sich auf eine Annonce melden

het geschreven recht

das geschriebene Recht

dat staat nergens geschreven

das steht nirgendwo geschrieben

een vriend schrijven

an einen Freund schreiben

een vriend schrijven

einem Freund schreiben

zij schrijft (zij is schrijfster)

wij schreven toen 1960

wir schrieben damals das Jahr 1960

schrij·ven¹ [sxrɛivə(n)] SOST nt geen pl

schrijven (allgemeen)

Brief m

een begeleidend schrijven

ein Begleitbrief

een begeleidend schrijven

ein Begleitschreiben

in antwoord op uw schrijven van 20 april

auf Ihr Schreiben vom 20. April

in antwoord op uw schrijven van 20 april

in Beantwortung Ihres Schreibens vom 20. April

schro·kop SOST m

schrokop → schrokker

Vedi anche: schrokker

schrok·ker <schrokker|s> [sxrɔkər] SOST m

schro·men¹ <schroomde, h. geschroomd> [sxromə(n)] VB vb trans

schrij·ven¹ [sxrɛivə(n)] SOST nt geen pl

schrijven (allgemeen)

Brief m

een begeleidend schrijven

ein Begleitbrief

een begeleidend schrijven

ein Begleitschreiben

in antwoord op uw schrijven van 20 april

auf Ihr Schreiben vom 20. April

in antwoord op uw schrijven van 20 april

in Beantwortung Ihres Schreibens vom 20. April

schrij·ver <schrijver|s> [sxrɛivər] SOST m

1. schrijver:

schrijver (auteur)

Schriftsteller m

schrijver (auteur)

Autor m

schrijver (van een genoemd werk)

schrijver (literair werk)

Dichter m

een schrijver van bestsellers

ein Bestsellerautor

de schrijver van een draaiboek

der Drehbuchautor

een geboren schrijver

ein geborener Schriftsteller

de klassieke schrijver

de schrijver van streekromans

der Heimatschriftsteller

de schrijver van streekromans

der Heimatdichter

2. schrijver (persoon die iets schrijft):

hij is geen schrijver

er ist schreibfaul

3. schrijver (ambtenaar(srang)):

4. schrijver (registreerapparaat):

schroei·en² <schroeide, h./i. geschroeid> [sxrujə(n)] VB vb intr (aan de oppervlakte branden)

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] VB vb intr

schrij·nen <schrijnde, h. geschrijnd> [sxrɛinə(n)] VB vb intr

1. schrijnen (door schuren pijn veroorzaken):

2. schrijnen (wonden):

schrob·ben <schrobde, h. geschrobd> [sxrɔbə(n)] VB vb trans

schran·der·heid <schrander|heden> [sxrɑndərhɛɪt] SOST f

schranderheid

schranderheid (personen)

Aufgewecktheit f

Cerca nel dizionario

olandese

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski