tedesco » olandese

Traduzioni di „fliegender“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

Mostra l'elenco di tutti i risultati trovati

ˈflie·gend: aggettivo e avverbio
ˈflie·gen: verbo intransitivo
ˈflie·gen: verbo transitivo

ˈflie·gend [ˈfliːgn̩t] AGG

1. fliegend:

fliegende Blätter STOR

fliegende Blätter STOR

fliegende Blätter STOR

2. fliegend:

ein fliegender Händler

een rondtrekkend koopman

ˈflie·gen¹ <flog, geflogen> [ˈfliːgn̩] VB vb intr

1. fliegen:

vliegen ook fig.

die Funken fliegen (nur so)

de vonken vliegen in het rond

in die Luft fliegen

in de lucht vliegen

in die Luft fliegen

in die Luft fliegen colloq

in de lucht vliegen

in den Urlaub fliegen

met het vliegtuig op vakantie gaan

ins Gefängnis fliegen colloq

de gevangenis in vliegen

2. fliegen (flattern):

mit fliegenden Fahnen

met vliegende vaandels

die Fahnen/Haare fliegen im Wind

de vlaggen/haren wapperen in de wind

3. fliegen (ein Flugzeug fliegen):

een vliegtuig besturen

4. fliegen ricerc (eilen):

nach Hause fliegen

naar huis vliegen [o. snellen]

eine Nachricht fliegt von Mund zu Mund

een nieuwtje gaat snel van mond tot mond

5. fliegen ricerc (zittern):

onrustig (op- en neer)gaan

beven

mit fliegenden Händen

met bevende handen

6. fliegen colloq (hinausgeworfen werden):

(eruit) vliegen

de laan uit gestuurd worden

aus der [o. seiner] Stellung fliegen

op straat gezet worden

7. fliegen colloq (fallen):

auf die Nase fliegen

op zijn neus vallen [o. donderen]

auf die Nase fliegen

von einer Leiter fliegen

van een ladder donderen

8. fliegen colloq (durchfallen):

durchs Examen fliegen

bij het examen zakken

auf hübsche Mädchen fliegen colloq

op mooie meisjes vallen

auf hübsche Mädchen fliegen colloq

een zwak hebben voor mooie meisjes

ˈflie·gen² <flog, geflogen> [ˈfliːgn̩] VB vb trans

1. fliegen (Flugzeug lenken):

2. fliegen (transportieren):

per [o. met het] vliegtuig brengen [o. vervoeren]

Passagiere nach Athen fliegen

passagiers naar Athene vliegen

3. fliegen (fliegend ausführen):

(met een vliegtuig) uitvoeren

einen Angriff fliegen MILIT

een luchtaanval uitvoeren

4. fliegen:

jd ist 5000 km geflogen

iem heeft 5000 km met het vliegtuig afgelegd

Esempi per fliegender

ein fliegender Händler

een rondtrekkend koopman

Cerca nel dizionario

tedesco

Pagina in Deutsch | English | Español | Italiano | Polski