Traduzioni di „talmend“ nel dizionario tedesco » olandese

(Vai a olandese » tedesco)

ˈtau·send [ˈt͜auzn̩t] NUM

tausend (Zahl)

duizend

tausend colloq (sehr viele)

een heleboel

tausend colloq (sehr viele)

een massa

tausend und abertausend

duizenden en (nog eens) duizenden

er ist nur einer unter tausend

hij is er maar eentje van [o. onder] velen

ˈTal·mud <Talmud(e)s, Talmude> [ˈtalmuːt] SOST m

Talmud

Talmoed

Ta·ˈlent <Talent(e)s, Talente> [taˈlɛnt] SOST nt (a. alt-griechische Gewichts- und Münzeinheit)

Talent

talent nt

Talent

begaafdheid

Talent

aanleg

er hat Talent für Sprachen

hij heeft aanleg voor talen

er zeigte schauspielerisches Talent

hij gaf blijk van acteertalent

er hat kein Talent zum Lehrer

hij heeft geen aanleg voor leraar

ˈTau·send¹ <Tausend, Tausenden> [ˈt͜auzn̩t] SOST f (Einheit von 1000 Dingen)

Tausend

(getal [o. cijfer] ) duizend

ˈlär·mend [ˈlɛrmənt] AGG

lärmend

lawaaierig

lärmend

rumoerig

lärmend

luidruchtig

ˈqual·men¹ [ˈkvalmən] VB vb trans

qualmen

roken

ˈPal·me <Palme, Palmen> [ˈpalmə] SOST f

1. Palme:

Palme

palm

auf der Palme sein colloq fig

woedend [o. furieus] zijn

jdn auf die Palme bringen colloq fig

iem op stang jagen

2. Palme fig:

Palme

zege

Palme

overwinning

ˈelend [ˈeːlɛnt] AGG

1. elend (armselig):

elend

ellendig

2. elend (dreckig):

eine elende Hütte

een ellendig [o. armzalig] krot

3. elend (krank):

mir ist elend

ik ben misselijk

4. elend pegg (gemein):

ein elender Verräter

een (doortrapt) gemene verrader

5. elend colloq (erbärmlich):

es ist hier elend heiß

het is hier ellendig [o. ontzettend] heet

ˈElend <Elend(e)s> [ˈeːlɛnt] SOST nt kein pl

1. Elend (Unglück):

Elend

ellende

das heulende Elend kriegen colloq a. scherz

zich diep ellendig voelen

jdn ins Elend stürzen

iem in het ongeluk storten

ein langes Elend colloq

een lange slungel

2. Elend (Armut):

Elend

armoede

Elend

nood

ˈra·send [ˈraːzn̩t] AGG

1. rasend (enorm, stürmig):

rasend

razend

rasend

hevig

rasend

enorm

ein rasender Beifall

een donderend [o. uitbundig] applaus

2. rasend (unbeherrscht):

rasend

razend